Walt Disney: de man, de muis, de mythe

Een eeuw geleden richtte Walt Disney zijn gelijknamige studio op. Om in de decennia die volgden niet alleen de meeste Oscars ooit te winnen, maar ook eindeloos te worden beschuldigd van racisme en fascisme. Om uiteindelijk de boeken in te gaan als misschien wel het eerste echte slachtoffer ooit van de cancelcultuur.

Donderdag 15 december 1966. In het St. Joseph’s Hospital, recht tegenover de Disney Studio in Burbank (Californië), blaast Walt Disney zijn laatste adem uit. Het is dan 09.35 uur in de ochtend. Hij sterft alleen, aan longkanker, 65 jaar jong. Zijn vrouw en familie arriveren te laat. Een typerende dood voor de man die altijd een Einzelgänger was en voor velen moeilijk te doorgronden.

Walt wordt gecremeerd. De ceremonie is klein en privé, precies zoals hij wenste. De urn wordt bijgezet in een onopvallend familiegraf in Glendale, California. Een witte bakstenen muur met een eenvoudige bronzen plaquette.

Na zijn dood doen de meest wilde verhalen de ronde. Walt zou niet gecremeerd zijn, maar zichzelf hebben laten invriezen, in afwachting van de dag dat de wetenschap zijn longkanker kan genezen. Hij zou nu in een jarenlange winterslaap verkeren, net als Sneeuwwitje en Doornroosje.

Het is bijna logisch dat dergelijke geruchten rondzingen over de man die maar liefst 22 Oscars, 3 ere-Oscars én 59 nominaties in de wacht sleepte. De meeste beeldjes ooit. Niemand die de Amerikaanse cultuur zo heeft gedomineerd als Walt Disney, de man die een miljoenenpubliek verwierf.

Eigen studio

“Walt tekende altijd,” weten oud-klasgenoten zich te herinneren, ook al was dat voor een jongetje niet bepaald ‘stoer’. Op een dag vraagt een kapper hem om cartoons te tekenen, voor in de salon. Zo begint Walt geld te verdienen met zijn getekende stripfiguurtjes. Prompt verliest hij zijn interesse in school.

Vanaf zijn zeventiende (het is dan 1918) werkt Walt als tekenaar voor reclamestudio’s. Hij illustreert advertenties, is een harde werker en trots op zijn professie. Maar als zijn creaties steeds vaker door zijn baas worden hertekend, houdt Walt het voor gezien. Koppig als hij is, begint hij zijn eigen studio, samen met zijn oudere broer Roy, die zijn baan als stofzuigerverkoper meer dan beu is. Walt is 21 als hij op 16 oktober 1923 de Disney Brothers Studio opricht, later omgedoopt tot Walt Disney Productions en weer later tot de Walt Disney Company.

Hun eerste opdracht is een serie van 57 filmpjes waarin een levensecht meisje avonturen beleeft met een getekende kat: de Alice Comedies. Terwijl Roy zich richt op de zakelijke en financiële kant van het bedrijfje, stort Walt zich op het creatieve en artistieke deel van het werk. Maar al snel daalt bij hem het besef in dat hij niet zozeer in de wieg is gelegd voor animator of tekenaar. Hij is veel meer een ideeënman. Beide broers nemen daarom enkele animators in dienst. Het bedrijf is dan een kleine studio. Een creatieve broedplaats met keukenstoelen, oude bankjes en tekentafels die Walt zelf heeft gemaakt.

Tekst loopt verder onder de video

Het vervaardigen van alle filmpjes neemt meer dan vier jaar in beslag. Walt blijkt een perfectionist. Hoe beperkt het budget ook, hij besteedt tot in het kleinste details aandacht aan elke animatie. Zijn drang om kijkers vreugde en vermaak te brengen, is enorm. Walt wil voor hen een wereld scheppen, ver weg van de dagelijkse sleur, waarin het goede altijd overwint. De verbeelding laten floreren. Wat dat betreft is Walt bovenal een storyteller.

Mickey Mouse

De 57 filmpjes vormen de opmaat tot de schepping van Mickey Mouse. Walt verzint het diertje al schetsend tijdens een treinreis van Chicago naar Los Angeles. Aanvankelijk wil hij zijn creatie Mortimer noemen, maar zijn vrouw Lilian vindt die naam maar niks en stelt ‘Mickey’ voor.
In 1928 is het eerste filmpje met Mickey Mouse gereed: Plane Crazy. Een korte tekenfilm zonder geluid, enkel uitgebracht voor een select publiek. Maar het volgende Mickey Mouse-filmpje (Steamboat Willie) wordt een hit. Het is bovendien Disney’s eerste tekenfilm met geluid. Walt spreekt zelf de stem van Mickey in.

Tekst loopt verder onder de video

Om wat extra publiciteit te genereren, helpt hij een zelfverzonnen verhaal de wereld in over de ontstaansgeschiedenis van Mickey Mouse. Hoe hij vaak muizen ving en op een dag besloot er eentje te trainen, zodat die stil bleef zitten, terwijl hij hem tekende. “Ik zal nooit het gegil van een medewerkster vergeten toen ze in mijn kantoor een muis op mijn tekentafel zag.” Daarna zou hij het diertje hebben losgelaten in een grasveld: “Toen ik omkeek, zag ik hoe hij me met een droevige, teleurgestelde blik nakeek.”

Zijn bedrijf groeit en groeit. Enkele korte filmpjes volgen met onder andere De drie biggetjes (1933) en Donald Duck (1934). De opvliegende eend is een samenraapsel van de karakters van tal van lieden waaraan Walt een hekel heeft. Want hij kan behoorlijk nors zijn. Werknemers vinden hem humeurig, een moeilijk te doorgronden persoon. Walt zit vaak tot diep in de nacht in zijn kantoor, altijd met een filterloze sigaret tussen de vingers. Een nerveuze roker, de stem ruw en schor. Een compliment geeft hij zelden. Elke animatie moet perfect zijn. Het hoogst haalbare is een afgemeten: “That will work.”

In 1937 maakt Walt zijn eerste tekenfilm met de lengte van een speelfilm: Sneeuwwitje en de Zeven Dwergen. De 83 minuten durende film bestaat uit 2 miljoen tekeningen waaraan meer dan 750 mensen zo’n drie jaar hebben gewerkt. Een hels karwei en zakelijk gezien een enorme gok. Niemand geloofde dat een tekenfilm van bijna anderhalf uur het publiek zolang zou kunnen boeien. Maar het loont zich: critici en intellectuelen zijn lyrisch. Ze bestempelen Walt als een van de grootste Amerikaanse kunstenaars ooit. Een visionair! De film wint in 1939 een Oscar. Walt wordt zelfs dermate gewaardeerd dat hij, als grap, ook zeven kleine Oscars ontvangt; voor elke dwerg één.

Tekst loopt verder onder de video

Walt is de koning te rijk. Hij beseft hoe hard zijn animators hebben gewerkt om de 2 miljoen tekeningen te produceren. En hij weet ook dat ze minder verdienen dan hun collega’s in andere tekenfilmstudio’s. Voor hem een teken dat zijn bedrijf een plek van plezier is, waar iedereen even toegewijd is en net zo artistiek gedreven als hij. Eén grote familie! Tegen zijn personeel zegt hij: “Ik ben niet meer Walt Disney. Walt Disney is iets geworden. Het heeft een heel andere betekenis gekregen, veel meer dan slechts één man.”

Staking

Maar naarmate de successen zich opstapelen, verandert ook de sfeer. De Disney-onderneming is in iets meer dan een decennium uitgegroeid van een handjevol kunstenaars dat dagelijks samenwerkt met Walt, tot een moloch met meer dan duizend medewerkers. De bijna ongebreidelde groei heeft veel weg van een hectische expansie. Bijna niemand die nog een persoonlijke relatie met Walt heeft. Veel werknemers, zeker die van het eerste uur, voelen zich over het hoofd gezien in het creatieve proces.

Samen met het nieuwe personeel komen ook de vakbonden binnen. Dat bevalt Walt allerminst. Waren Roy en hij er soms niet in geslaagd om tijdens de grote economische crisis in de jaren dertig bijna iedereen in dienst te houden? Nou dan! Met zijn allen één grote familie, toch? En families hebben geen vakbond nodig.

Op een dag in 1941 dreigt een deel van de cartoonisten met een staking. Volgens Walt zijn ze opgejut door een paar rotte appels binnen zijn studio. “Communistische klootzakken” die op hun beurt weer vergiftigd zijn door de professionele opruiers van de vakbonden. Zijn broer Roy is het met hem eens: “Geld is hier niet het fundamentele probleem, maar het communisme, dat probeert dit bedrijf te gronde te richten.”

Zo’n veertig procent van het personeel legt uiteindelijk het werk neer. De stress is enorm, spanningen lopen op. Er zijn nu stakers en niet-stakers. Vriendschappen op de werkvloer veranderen in vijandschap. Geen klopjes meer op de rug, maar haat en nijd over en weer. De niet-stakers verwijten de stakers dat zij de “sfeer en geest van de studio” vernietigen. De stakers op hun beurt verwijten de niet-stakers lafheid.

De staking brengt Walts bedrijf in zwaar weer. Hij voelt zich verraden. Alsof de zeven dwergen samenspannen tegen Sneeuwwitje. Onder druk van de banken moet gesneden worden in het personeel. Dat zet weer kwaad bloed bij de vakbonden, want Walt maakt van de nood een deugd. Van de 256 werknemers van wie afscheid moet worden genomen, zijn er 207 lid van de vakbond.

Tekst loopt verder onder de video

Na bijna vier maanden heibel wordt het werk eindelijk hervat. Maar tegen een hoge prijs. Van de bijna 1200 werknemers aan het begin van de staking zijn er nog maar 694 over.

Walt is dan veertig en geestelijk aan het eind van zijn latijn. Hij rookt nu drie pakjes per dag. De staking heeft een zware wissel op hem getrokken. Hij is teleurgesteld in zijn rol als werkgever en vertrouwt zijn personeel niet meer. Iedereen moet voortaan langs de prikklok.

Walt is nu nog afstandelijker, altijd knorrig en argwanend. Werknemers – zeker degenen die staakten – zijn doodsbang voor het naderende geklik van zijn hakken, de begeleidende rokershoest en hoe hij tijdens discussies zijn wijsvinger priemend op hun borst kan richten. De vreugde is verdwenen. Ook bij Walt. Hij weet het zeker: de vakbonden hebben zijn paradijs geruïneerd. De ‘plek van plezier’ die hij ooit voor ogen had, is verworden tot een kille, zakelijke tekentuin.

Stereotypen

Intussen zinspeelt Walt op iets nieuws. Het animeren van cartoons vergt steeds meer menskracht en is daardoor – zo vlak na de Tweede Wereldoorlog – eigenlijk te duur. Bovendien gebruiken concurrerende studio’s steeds minder tekeningen per seconde, besparen op details en bewegingen, of gebruiken vaak geluid om een actie te suggereren. Alles om de kosten te drukken. Dat is een richting die de perfectionistische Walt met zijn studio niet wil inslaan. Hij heeft een ander idee: waarom niet animaties en ‘live action’ combineren, zoals hij ooit deed in de Alice Comedies – maar dan in een avondvullende speelfilm? Een baanbrekend concept.

Eind 1946 brengt Walt Disney Song of the South (Melodie van het Zuiden) uit. In de film zoekt de zevenjarige Johnny, een gepest en verwaarloosd wit jongetje, troost bij de wijze, zwarte oom Remus.
Maar wéér ontstaan er problemen. Leden van de zwarte gemeenschap protesteren tegen de “Afro-Amerikaanse stereotyperingen” in de film. Disney zou de zwarte personages “onvoldoende waardig” en “slaafs” portretteren. Zo is oom Remus de bediende van een welgestelde blanke familie in een groot huis, terwijl hij zelf in een hutje woont. De oude man noemt de plantage, waar hij ooit slaaf was, zijn thuis.

Tekst loopt verder onder de video

Zwarte actiegroepen beschrijven de film als een “idyllische meester-slaaf verhouding” en een “belediging voor minderheden.” Anderen beschuldigen Walt ervan te zijn gezwicht voor het grote, racistische geld. Ook zijn eerdere werk komt plots onder een vergrootglas te liggen. Genoeg stokken om de hond te slaan. Zo zouden de kraaien in de film Dumbo (1941) allemaal met een zwaar Afro-Amerikaans accent praten.

Maar Walt is geen racist. Hij is veel eerder volstrekt apolitiek. Hooguit is hij, zoals de meeste blanke Amerikanen in die tijd, raciaal ongevoelig. Walt snapt alle commotie niet. Niemand die hem ooit, publiekelijk of privé, kleinerende opmerkingen over zwarten heeft horen maken. Hij vindt de film juist meer dan geslaagd en is vooral te spreken over acteur James Baskett, die de rol van oom Remus vertolkt. Walt noemt hem “de beste acteur sinds jaren” en blijft contact met hem houden. Wanneer James’ gezondheid in 1948 rap achteruitgaat, doet Walt er alles aan om hem een ere-Oscar te bezorgen. Dat lukt. Na de dood van Baskett spreekt zijn weduwe liefdevolle woorden over Walt: “Hij was voor James een vriend in nood.”

Hoe dan ook, Walt weet wel wat er aan de hand is. De zwarte kranten die zijn film onder vuur nemen, worden communistisch gecontroleerd. De rode activisten die met hun stakingen zijn studio op de knieën wilden dwingen, proberen het nu op een andere manier.

Hij wordt conservatiever en conservatiever, en lonkt nu openlijk naar de rechterflank van de Republikeinse Partij. In de jaren vijftig die volgen, is Walt een warm voorstander van het McCarthyisme: de jacht op vermeende communisten. Dat maakt hem politiek kwetsbaar. Critici en intellectuelen beginnen hem vijandig te benaderen. Zij kunnen zijn films niet meer los zien van zijn aartsconservatieve imago.

Walt, de man die ooit werd gevierd als een creatief genie, is nu verworden tot een van de symbolen van aartsconservatief Amerika. Een handelaar in goedkope, kitscherige sentimenten, die enkel achteruit kijkt in plaats van vooruit. Een producer van tekenfilms boordevol vooroordelen, zonder smaak of charme. Iemand die de realiteit oppoetst tot een synthetische, uitgeholde wereld waarin alle tegenstellingen worden verdoezeld. Een sneue maker van gezinsvriendelijke meuk. Zijn enige drijfveer? Geld. Winst maken. Meer niet.

Nazi

Iemand die zo slecht is, daar moet wel meer mee aan de hand zijn. De geruchtenmolen begint te draaien. Sommigen beweren dat Walt eind jaren dertig, begin jaren veertig een bewonderaar was van Hitler en Mussolini. Een enkeling meent hem zelfs gespot te hebben bij een bijeenkomst van nazi-sympathisanten. En in 1938 zou Leni Riefenstahl, de Duitse regisseuse van de nazipropagandafilm Triumph des Willens, tijdens een bezoek aan Californië de studio’s van Disney hebben bezocht. Hét bewijs van zijn nazisympathieën. Sterker nog, Hitler zelf was altijd gek op Disneytekenfilms!

En zo volgt de ene na de andere verdachtmaking. Disney zou ook een antisemiet zijn. Gewezen wordt op zijn film De drie biggetjes uit 1933, waarin de wolf verdacht veel zou lijken op een Joodse marskramer. Precies zoals roofzuchtige Joden worden afgebeeld in nazipropagandafilms.

En zo komt Walts hele bedrijf onder vuur te liggen. Werknemers die zelf Joods zijn, verklaren in interviews dat Walt niet fascistisch of antisemitisch is, maar gewoon een “heel conservatieve man.” Het mag allemaal niet baten. De tegenargumenten doen er niet toe. Langzaam maar zeker wordt Walt gecanceld. Tegenstanders blijven hem portretteren als geldbelust, leugenachtig en antisemitisch. Als iemand die de Amerikaanse cultuur verlaagt met zijn cartooneske clichés. Een man die wat hen betreft een nul krijgt voor creativiteit. Zelfs zijn handtekening, gebruikt als logo van het bedrijf, zou nep zijn en speciaal voor hem ontworpen.

Alleen aartsconservatief Amerika loopt nog met Walt Disney weg. Zij zien zijn films als een “toevluchtsoorden van fatsoen” in de Hollywood-jungle waar “seks en sadisme de boventoon voeren.” Een schrale troost.
Walt begint te drinken. Zelfs veel meer dan hij vroeger al deed. Eerst enkel aan het einde van de werkdag. Een Scotch Mist met veel water.

Maar al snel weten zijn werknemers dat ze vergaderingen met hem beter ’s ochtends of vroeg in de middag moeten inplannen. In ieder geval “voordat hij de fles opent.” Soms zien ze zijn auto over de weg slingeren als hij wegrijdt. Thuis volgen altijd ook nog meerdere cocktails.

Tegelijkertijd is zijn rookverslaving nu zo erg dat Diane hem, ten einde raad, met Kerstmis twee sloffen filtersigaretten geeft, in de hoop dat die minder slecht voor hem zijn. Maar Walt knipt gewoon de filters eraf.

Zo hobbelt zijn gezondheid achteruit. Walt voelt zich steeds vaker onwel. Hij heeft nierstenen, aangezichtspijnen en last van kortademigheid. Ook zijn heup laat hem in de steek. Walt rijdt daarom in een golfkarretje over het terrein van de studio, klagend dat hij zich altijd afgepeigerd voelt.

Als plots zijn overgewicht als sneeuw voor de zon verdwijnt en het steeds meer mensen opvalt dat hij uitgemergeld en bleekjes oogt, laat hij zich uitgebreid onderzoeken. Artsen zien vlekken op Walts linkerlong, plus een gezwel zo groot als een walnoot. Bijna zeker longkanker. Walt meldt zijn personeel dat hij naar het ziekenhuis moet voor een zware operatie. Iedereen schrikt. Maar Walt blijft rustig. “Geen enkel probleem. Ik ga niet weg om te sterven.” Dat zijn linkerlong moet worden verwijderd, houdt hij geheim. Niemand in de studio hoeft dat te weten.

Zes weken later is Walt dood. Hij overlijdt in het ziekenhuis. Een hartstilstand als gevolg van de kanker.

Nalatenschap

Walt Disney. De man die zelf vond dat hij altijd films maakte waarin het goede overwint. Sprookjes over liefde, noodlot en heldendom. Verhalen die jong en oud een ontsnapping boden tijdens de grote depressie in de dertiger jaren en tijdens alle oorlogen waarin de Verenigde Staten sindsdien verzeild raakten. Ook na zijn dood verstomde de kritiek niet, al erkent iedereen dat hij diverse klassiekers heeft gecreëerd. Maar toch… In Sneeuwwitje (1937) en Doornroosje (1959) wordt een slapende vrouw gekust door een prins. Let wel: een man die zij helemaal niet kent. Dat is, hoe je het ook wendt of keert, aanranding. Sowieso is de prins op het witte paard uit Sneeuwwitje een directe verwijzing naar blanke dominantie.

Jungle Book (1967) zou een film zijn die gaat over segregatie en uitdraagt dat je maar het beste bij je eigen soort kunt blijven. “We drinken niet waar de apen drinken,” zeggen de dieren tegen elkaar, “we gaan niet waar de apen gaan; we jagen niet waar zij jagen; we sterven niet waar zij sterven.” Waarbij het apenvolk symbool zou staan voor zwarte mensen en hun Koning Louie een luie sukkel is, gek op dixieland jazz.
In The Aristocats (1970) zingt een Siamese kat met een raar Aziatisch accent, terwijl hij pianospeelt met eetstokjes. Verder zou Belle en het Beest (1992) een klassiek geval zijn van het stockholmsyndroom. Immers, de gegijzelde (Belle) krijgt sympathie voor de gijzelnemer (het Beest). The Lion King (1994) zou fascistisch en racistisch zijn, en handelen over een wereld waarin enkel het recht van de sterkste geldt. Bovendien zouden de slechte leeuw Scar en zijn valse hyena’s allemaal een getinte huid hebben.

Tegenwoordig is Disney een multinational die elke remake automatisch aanpast aan hedendaagse gevoeligheden en daarom liever spreekt van een “herinterpretatie” in plaats van “remake.”

Wat oud is, is niet meer van deze tijd. Zo simpel is het. Mede daarom is de hoofdrol in de nieuwe versie van De kleine zeemeermin voor de Afro-Amerikaanse actrice Halle Bailey. Maar ook dit “kleurenblind casten” valt niet in goede aarde. Actiegroepen juichen, maar de fans zijn woest. Het is ook nooit goed. Daarom waarschuwt Disney+ tegenwoordig zelf maar dat alle oude films geen onschuldig vermaak zijn. De ellenlange racisme-disclaimer meldt: “Dit programma laat mensen en culturen en/of de manier waarop zij behandeld worden op een negatieve manier zien. Die vooroordelen waren toen fout en dat zijn ze nu nog. In plaats van die content te verwijderen, willen we de schadelijke werking ervan erkennen, daarvan leren en bespreken hoe we samen aan een inclusievere toekomst kunnen bouwen.”

Tekst loopt verder onder de video

En dan is er nog de remake van Sneeuwwitje, die voor 2024 op de rol staat, maar de gemoederen nu al danig bezighoudt. Volgens latina-actrice Rachel Zegler, die Sneeuwwitje speelt, gaat het origineel uit 1937 (“een heel enge film”) waarmee Walt doorbrak, over een vrouw die simpelweg gestalkt wordt. Maar in deze herinterpretatie is de prins gecanceld en droomt Sneeuwwitje enkel nog van leiderschap. De zeven dwergen hebben ook het loodje gelegd, na kritiek van Peter Dinklage, de ster uit Game of Thrones die zelf aan dwerggroei lijdt. Sneeuwwitje wordt nu bijgestaan door zeven magische wezens.

Enfin, komend jaar in de bioscoop. We gaan het zien. Die arme Walt Disney. Als hij niet gecremeerd zou zijn, zou hij zich nu vast omdraaien in zijn graf.

Luuk Koelman
Luuk Koelman

Columnist (o.a. voor Nieuwe Revu), ghostwriter en schrijfcoach. Ik werk voor mensen die graag schrijven én voor mensen die liever niet schrijven.

Abonneer je op mijn gratis nieuwsbrief!