Plasticsoep? Peanuts!

Plasticsoep vervuilt onze oceanen, lezen we overal. Maar hoe erg is het nu echt? Voor weekblad Panorama maakte Luuk Koelman een serie van negen interviews met zijn broer Vianney, professor aan de Technische Universiteit Eindhoven. Dit is aflevering 9.

Foto’s: Paul Tolenaar

Vianney Koelman (1961) is professor aan de Technische Universiteit Eindhoven en daarnaast verbonden aan het nationale instituut voor fundamenteel energieonderzoek DIFFER. Hij houdt zich bezig met duurzame energietechnologie. Daarvoor was hij Chief Scientist bij Shell en adviseerde als zodanig het hoogste management.

“Ik weet niet welke slimmerik de term ‘plasticsoep’ heeft bedacht, maar fantasie had hij zeker. Of laat ik het anders zeggen: in mijn zwembad drijft meer rommel dan in die garbage patch.”

Zeg broer, de plasticsoep die in oceanen drijft. Wat is dat eigenlijk?
Iedereen denkt bij de term ‘plasticsoep’ direct aan al het plastic dat in oceanen aan de oppervlakte drijft. Maar het merendeel van al het plastic in oceanen bevindt zich ónder het wateroppervlak, in de diepten. Veel plastic is zwaarder dan water en zinkt. Kleine plasticdeeltjes die lichter zijn dan water, worden door vervuiling zwaarder en zinken ook. En wat naar beneden zakt, dat blijft daar. Het plastic dat drijft, is waarschijnlijk minder dan één procent van al het plastic dat in de oceanen zit.

Ik lees veel positieve berichten over de jonge Nederlander Boyan Slat. Hij ontwikkelde een enorme, drijvende arm waarmee zijn Stichting The Ocean Cleanup duizenden tonnen plastic uit de oceanen gaat vissen.
Media hebben zijn initiatief flink gehypet. Geen idee waarom. Die arm moet honderden meters lang zijn om überhaupt iets op te vegen. Het gevaarte brak dan ook bij de eerste de beste storm. Uiteindelijk kán Slat flarden plastic met die arm opvegen, maar de kleine snippertjes zeer zeker niet. Nog afgezien van het feit dat het meeste plastic niet drijft en dus nooit door die arm wordt opgeveegd. Maar toegegeven, af en toe drijft er een plastic zak en die veegt hij op.

Af en toe een plastic zak? De Great Pacific Garbage Patch is een drijvend eiland van plastic, driemaal zo groot als de oppervlakte van Frankrijk.
Dat is een fabel. Het is echt niet zo dat je in dat gebied ter grootte van drie keer Frankrijk letterlijk tussen het plastic zwemt en daar de AH-tassen en petflessen van je af moet slaan.

Ik heb daar nieuwsfoto’s van gezien!
Ach ja, de media. Wat jij ziet, dat zijn foto’s die bij artikelen worden geplaatst voor het effectbejag. Dan wordt plastic gefotografeerd dat vlakbij de kust is opgehoopt. Of wellicht is er ergens anders een plek waar heel toevallig wel gigantisch veel plastic ronddrijft. Daar wordt dan een foto van genomen. Vervolgens denkt de nieuwsconsument dat die afbeelding representatief is voor dat hele gebied ter grootte van drie keer Frankrijk. Maar dat is echt complete onzin. Trouwens, dat enorme “eiland van plastic” zou je op iedere satellietfoto en op Google Earth moeten kunnen zien. Op Google Maps wordt de plaats aangegeven waar die Garbage Patch zich bevindt: voor de kust van Californië. Maar te zien is er niets.

Het heeft dus niets te maken met de realiteit?
Media mogen graag overdrijven. Foto’s lenen zich daar bij uitstek voor. Vergelijk het maar met krantenberichten over “Corona-zondaars” die hutjemutje op het strand zouden liggen. Dat lieten de foto’s bij die artikelen ook duidelijk zien. Maar in het echt lagen die mensen ruim uit elkaar. Door het gebruik van een telelens, die het beeld in elkaar drukt, lijkt de afstand tussen de mensen veel kleiner. En elke fotoredactie heeft de neiging juist dergelijke ‘overtuigende’ foto’s te plaatsen bij artikelen.

Dus de term plasticsoep klopt niet?
Die klopt inderdaad niet. Het is geen drijvende vuilnisbelt waar je het water nauwelijks nog ziet. In dat gebied ter grootte van drie keer Frankrijk drijft gemiddeld 100 kilogram per vierkante kilometer. Dat klinkt als enorm veel, maar is dus 100 kilo, uitgespreid over een miljoen vierkante meter. Oftewel gemiddeld 1 gram op elke 10 vierkante meter.

Even voor het beeld: 10 vierkante meter is het oppervlak van een slaapkamer.
Precies. En daar ligt dus een grammetje plastic op de grond. Dat grammetje is ook nog eens verdeeld over vele minieme snippers. En dat is het dichtst vervuilde deel van onze oceanen, met de hoogste concentratie aan plastic deeltjes. Die plasticsoep is dus niet bepaald rijk gevuld. Het is een teleurstellende, dunne bouillon. Als je er doorheen vaart, merk je dat plastic vrijwel zeker niet op.

Nou moe…
Ik heb het er in deze serie vaker over gehad; hoe een bepaalde woordkeuze onze gedachten bepaalt. Ik weet niet welke slimmerik de term ‘plasticsoep’ heeft bedacht, maar fantasie had hij zeker. Of laat ik het anders zeggen: in mijn zwembad drijft meer rommel dan in die garbage patch.

Dus er is geen probleem?
O jawel, er is zeer zeker een probleem. Ongeveer 3 procent van al ons plastic komt in de oceanen terecht. Vooral het microscopische plastic ónder het wateroppervlak is problematisch. Vissen krijgen het in hun lichaam. En die vis belandt weer op ons bord, inclusief al die microdeeltjes plastic met daarin weekmakers en andere chemische stoffen. Geen fijne gedachte.

Is dat gevaarlijk voor mensen?
Ik ben geen expert wanneer het gaat over de effecten van microscopisch kleine plasticdeeltjes in onze voedselketen. Maar feit is: plastic hoort niet in de natuur én breekt heel slecht af. Dat moet je dus niet willen. Hoe dan ook: in de vis en vooral ook in de schelpdieren die we nu eten, zitten microdeeltjes plastic. Wel in hele lage concentraties.

Lage concentraties. Die term zegt me niets. Ik wil weten of het veilig is.
Ik ga ervan uit van wel. Vooralsnog hoor ik op dit punt geen wetenschappelijke alarmbellen rinkelen. Maar nogmaals: ik ben geen expert in de gezondheidsrisico’s van de consumptie van microplastics bevattende schelpdieren. Ik vertrouw hierin de autoriteiten. Zolang het volgens de warenwet en alle voorschriften mag, mag het. Ik kies ervoor om me daar nu niet druk over te maken. Al kan het natuurlijk best zo zijn dat we daar over dertig jaar (voortschrijdend inzicht) weer heel anders over denken.

Hoe komt al dat plastic eigenlijk in de oceaan terecht? Zoveel mensen gaan toch niet met een AH-tas naar het strand?
Plastic wordt ergens neergegooid, gewoon op straat bijvoorbeeld. Via regen komt het vervolgens in het oppervlaktewater terecht. Daarna stroomt het de rivieren in. En die rivieren komen weer uit op zee en zo belandt al dat plastic uiteindelijk in de oceaan. Dat is de vergaarbak zogezegd. Grootste boosdoener onder de rivieren is de Jangtsekiang, de langste rivier van Azië. Elke dag stroomt vanuit deze rivier bijna 1000 ton plastic de zee in.

Is het te verhelpen?
Eenmaal in de oceaan is het plastic er heel moeilijk weer uit te krijgen. Beter is het om te voorkomen dat het überhaupt in de oceanen terechtkomt. En daar zijn hele rechttoe rechtaan oplossingen voor. Daarvoor hoef je echt niet op zoek naar compleet nieuwe technologieën. Statiegeld op plastic is een prima eerste stap. Dat zouden we dan wel wereldwijd moeten afspreken. Dan decimeer je het probleem enorm.

En verder?
Verder helpt het als we afspreken om alleen nog maar verpakkingsmateriaal te gebruiken dat biologisch afbreekbaar is. Het is allemaal geen hogere wiskunde, maar enkel een kwestie van internationale politieke wil. Daarom zie ik plasticsoep wel als een wereldomvattend probleem, maar niet als een superprobleem. Oké, we moeten en kunnen er iets aan doen; maar in vergelijking met het klimaatprobleem is plasticsoep echt peanuts. Maar ja, plasticsoep heeft het ‘voordeel’ dat het een concreet en mediageniek probleem is. Je kunt prachtige foto’s nemen van waterschildpadden, verstikt in plastic.

Die uitspraak zal je niet in dank worden afgenomen.
Ik bagatelliseer plasticsoep niet. We moeten er iets aan doen. Maar het is niet iets dat ons wereldwijd voor bijna onoplosbare problemen stelt, zoals de opwarming van de aarde dat doet. Plasticsoep is eerder te vergelijken met bijvoorbeeld het ozonprobleem. Daarmee bedoel ik dat beide problemen via internationale afspraken prima oplosbaar zijn. Over het ozonprobleem hoor je nu niet veel meer. Waarom? Omdat het probleem feitelijk opgelost is. We wisten wat we moesten doen: drijfgassen terugdringen. En dat hebben we via internationale afspraken gerealiseerd. Om plasticsoep tegen te gaan, weten we ook wat ons te doen staat: statiegeld op plastic invoeren en gebruik maken van biologisch afbreekbaar verpakkingsmateriaal.

Dus…?
Met de middelen die we nu hebben, kunnen we het plasticprobleem prima oplossen. Dat wil zeggen: het niet erger maken. Als we dáár nu eens mee beginnen. Dan kunnen we vervolgens onze aandacht en energie vestigen op de uitdagingen waarvoor we nog geen oplossingen hebben.

De overige 8 afleveringen uit deze serie vind je hier.

Luuk Koelman
Luuk Koelman

Columnist (o.a. voor Nieuwe Revu), ghostwriter en schrijfcoach. Ik werk voor mensen die graag schrijven én voor mensen die liever niet schrijven.

Abonneer je op mijn gratis nieuwsbrief!