Als de ICT ook een Woord van het Jaar-verkiezing zou hebben, dan koos ik voor ‘digibesitas’. Prachtig woord! Ik had er nog nooit van gehoord, maar zoals dat gaat bij elke goede term: je weet direct waarover het gaat.
Digibesitas, dat is iets met ‘digitaal’ en met ‘dik’. Toch? Precies! Digitaal dik zijn, dat is het. Geen maat kunnen houden. Jezelf volvreten met data, tot je barst. De moderne mens schijnt kopje onder te gaan in de enorme informatiestroom die via internet op hem af komt. Bang om iets te missen, draait hij dol. Snel even je mail checken, je Hyves, je Facebook, je Twitter-account. En daarna weer urenlang zinloos met die cursor over je scherm jagen. Nieuws lurken, de angst iets te missen. F5’en als tweede natuur. Op 184 nieuwssites hetzelfde ANP-bericht voorbij zien komen. Oh, de overvloed aan informatie die zich ophoopt in dat arme hoofd! Het is een manie. We weten er geen raad mee.
Jezelf volzuigen
Niet kunnen stoppen jezelf vol te zuigen met nieuws. Het vreemde is dat zoiets alleen op internet bestaat. Ik ken bijvoorbeeld niemand die persé, door een dwangneurose, alle kranten en tijdschriften uit een kiosk móét lezen. Ik heb ook nog nooit iemand gezien die in de openbare bibliotheek van ’s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat als een waanzinnige door alle kranten en tijdschriften raast, bang ook maar iets te missen. Waarom dan wel online? Ik denk dat ik wel weet waarom. Informatie op internet is gratis. Dat is de ellende. Is iets gratis, gaan mensen graaien. Daarom lijken de woorden ‘gratis’ en ‘graaien’ ook zo op elkaar.
Zo was ik ooit op een zaterdagmiddag kerstman bij de V&D. In een rood pak met bel, baard en voorbindbuik stond ik bij de ingang, met een grote rieten mand boordevol chocolade kransjes. Die waren gratis. Kinderen vroegen beleefd of ze een kransje mochten. Bejaarden niet. De ouden van dagen graaiden ongegeneerd dat het een aard had. Op een bepaald moment was ik het zat. Toen een omaatje aanstalten maakte mijn vers gevulde mand in haar boodschappentas te legen, beet ik haar toe: “u heeft zeker de oorlog meegemaakt?” Enfin, het kreng diende een klacht in, kreeg als genoegdoening vier kerststollen mee en ik werd ontslagen. Maar dat terzijde.
Terug naar de digitaal getraumatiseerden. Digibesitas schijnt de opmaat te zijn tot ‘hikikomori’, misschien wel het Woord van het Jaar in Japan. Het zou zomaar kunnen, want in het land van de rijzende zon lijden naar schatting een miljoen jongeren aan deze sociale fobie. Tieners die aan hikikomori lijden, trekken zich terug om alleen nog maar eindeloos computerspelletjes te spelen of te surfen op internet. Honderdduizenden jongeren schijnen zo al meer dan tien jaar te leven op hun slaapkamer. Surfen slapen, surfen slapen. Robinson Crusoe 2.0. Hoe alleen kun je zijn?
Eenzaamheid
Ze zeggen wel eens dat er twee soorten eenzaamheid zijn. Alleen zijn zonder iemand om je heen, en – misschien nog wel erger – alleen zijn in de meute. Wie aan hikikomori lijdt, lijdt aan beide vormen van eenzaamheid. Eenzaam in real life én eenzaam in de digitale mensenmassa, temidden van miljoenen andere internetters. Vooral die laatste vorm lijkt me erg. Soms mag ik daar even aan snuffelen. Bijvoorbeeld na een avond doelloos twitteren. Dan bekruipt me steeds vaker een gevoel van digitale eenzaamheid. Sinds kort weet ik gelukkig waarom: Twitter wordt gezien als een gezellig café, maar daar is helemaal niets van waar, zo blijkt uit onderzoek. Meer dan de helft van alle twitteraars is totaal niet geïnteresseerd in datgene wat de mensen die zij volgen te melden hebben. Ik geloof het meteen; daarom is Twitter ook zo populair onder BN’ers. Ze slingeren hun tweets als een soort van persberichtjes de wereld in. Niets interactie. Op Twitter zit iedereen vol van zichzelf. Illustratief zijn de bio’tjes naast de avatar van de twitteraar. Het is bijna jaloersmakend, al die multi-talenten.
Veelvraten
De meeste twitteraars zijn niet alleen journalist of vormgever, maar ook communicatieadviseur, fotograaf, publicist, websitebouwer, reiziger, ondernemer, trainer, freelancer, levenskunstenaar en blogger in één. Alles willen ze zijn. Alles! Ook een soort van veelvraterij als je het mij vraagt. Gelukkig ben ik inmiddels oud en wijs genoeg om te beseffen dat zij net zulke prutsers zijn als ik. Een troostrijke gedachte, zo vlak voor kerst.