– Tom, wat een week! Je bent jezelf behoorlijk tegengekomen. Wat heb je wel niet allemaal over je heen gekregen?
– Man, ik sta nog na te trillen. Er is zoveel gebeurd. Maar ik probeer dicht bij mezelf te blijven. Gewoon beide voetjes op de grond.
– Het ene moment ben je nog oppermachtig, een grote naam, een icoon. Het volgende moment tuimel je pardoes van je voetstuk!
– Het kan verkeren, hè. Maar dat is topsport. Kijk, dat ik even niet in de beste fase van mijn carrière zit, dat weet iedereen.
– Maar je bent ook tot nader order uit de selectie – ik bedoel de redactie – gezet!
– Weet je wat het is? Zo’n stagiaire kan niet van je winnen, maar je kunt wel van haar verliezen. Zij heeft nu het publiek achter zich. Maar zoals zij het spelletje speelt, zo zou ik nooit willen winnen. Maar goed, het is wat het is. De feiten liggen er.
– Analisten zeggen: bij NOS Sport ben je net zo goed als je laatste wip.
– Ik zie dat toch anders. Ik denk dat mijn prestaties in de breedte juist heel goed waren. En ik was natuurlijk niet de enige titelkandidaat. Zeker nadat Van Gelder, toch een gevaarlijke outsider, bijna die mokkel in bad had weten te lullen. Het was nét naast, maar op zo’n moment weet je: ook Jack is hier kansen aan het creëren. Had hij toch bijna die welgevormde wisselbokaal te pakken. Dus dan ligt de lat hoog.
– Uiteindelijk kreeg je toch het deksel op de neus.
– Dat zijn jouw woorden. Ik denk dat ik met die stagiaire juist heb laten zien wat ik in huis heb. Altijd gretig om in scoringspositie te komen.
– Maar bij haar zat je er toch al snel behoorlijk doorheen. Pap in de benen?
– Vooral in mijn middelste been, dus dat zie ik niet als iets negatiefs.
– Je moest er anders flink aan trekken.
– Ja, dat klopt. Ik moest echt het spel maken. Het was pompen. Maar ik denk dat ik tegenover haar de beste versie van mezelf heb neergezet. D’r op en d’r over. Pieken op het juiste moment. Dat is me gelukt.
– Je ging er vol in. En toen die enorme ontlading!
– Ja, dat is toch een beetje waar je het allemaal voor doet, hè.
– Maar wat nu? Ik bedoel: je schreef hier sportgeschiedenis. Maar tegelijkertijd sta je wel aan de zijlijn.
– Ja, dat is pijnlijk. Maar al moet ik van ver komen, ik denk dat het vooral belangrijk is dat ik sterker terugkom. Daar ligt nu mijn focus.
– Je hebt er nog vertrouwen in?
– Absoluut. Ik denk dat ook de nieuwe trainer straks niet om me heen kan. Maakt niet uit hoeveel stagiaires hij in zijn selectie opstelt.
– Want?
– Tja, uiteindelijk draait dit spelletje toch om balbezit, hè. Je hebt ze of je hebt ze niet.