Waarom elk tiny house een klapraampje heeft

Mijn goede vriend en vrouwenmagneet Arnold woont sinds kort in een spiksplinternieuw tiny house. “Een paleisje van wel 16 vierkante meter!” roept hij vanuit de deuropening, terwijl ik uit mijn auto stap, aan de rand van een braakliggend terrein op de gemeentegrens.

Even later sta ik binnen. “Is dit groots wonen of niet?” roept hij. “Alle luxe die een mens zich maar kan wensen!” Een wijds armgebaar volgt, alsof ruimtegebrek een vrijwillige keuze is. Het is er zo claustrofobisch klein, dat ik bijna instinctief in de deuropening blijf staan. Intussen steekt Arnold een monoloog af waarin de woorden “compact”, “knus” en “paradijsje” veelvuldig voorkomen. Nu staat hij er nog in zijn eentje, maar straks verreist hier de eerste tiny house-wijk in de regio.

“In Amerika noemen ze zoiets een trailerpark,” mompel ik. Maar Arnold laat zich niet van de wijs brengen. Hij showt me de hoogslaper, pal onder het dak (“mijn liefdesnestje”). Je kunt er niet eens rechtop zitten, maar daar maalt Arnold niet om. Hij wijst naar het klapraampje in het dak. “Als ik op mijn rug lig, kan ik de sterren zien.”

Vervolgens opent en sluit Arnold alle 18 opbergvakjes die zijn paleisje telt (“van alle gemakken voorzien!”). Daarna staat hij erop om me ook zijn ochtendritueel te demonstreren. “Kijk, nu is het nog een loveseat. Maar moet jij eens opletten!” Arnold begint aan een katrol te sjorren. Tergend langzaam verdwijnt het bankje achter een “slim en fancy schuifwandje,” waarna piepend en zuchtend een minuscuul keukenblokje tevoorschijn komt. Hartstikke handig toch?

Daarna showt hij me het toilet, enkel toegankelijk nadat de douche zijwaarts is geduwd, achter het zoveelste kunststof wandje. Hij staat erop dat ik een keer doortrek. Er komt inderdaad water uit. Arnold kijkt me verrukt aan.
“Aangesloten op de riolering?” vraag ik.

Maar dat is een achterhaald concept, volgens Anton: “Straks als hier meer tiny houses staan, installeert de gemeente een ontlastingsstation.”
Intussen klop ik maar eens op het wiebelige wandje. Arnold ziet mijn afkeurende blik: “Dankzij het zuinige gebruik van materialen dragen we allemaal ons steentje bij aan het milieu,” legt hij uit. Althans, dat was wat de bouwer hem vertelde.

Terwijl we staand koffiedrinken, kijk ik om me heen. Nu schijnt de zon nog en heeft hij een klein beetje stroom dankzij de twee zonnepanelen op het dak. Maar in gedachten zie ik hem komend najaar al moederziel alleen op zijn loveseat, onder een fleece-dekentje. De bomen ontbloot, regen tegen de ramen en de accu van zijn smartphone leeg, dus ook geen Tinder.

En dat alles voor slechts 75 duizend euro, exclusief het leasen van de grond. Inderdaad, het enige wat niet tiny is, dat is de prijs. Want een zo klein mogelijke ecologische voetafdruk achterlaten, dat mag wat kosten.

Wat een wonderschone tragiek, zo’n tiny house. Bij het afscheid wijs ik Arnold nog even op het klapraampje in het dak, pal boven de hoogslaper: “Wel openen hè, als je een erectie voelt opkomen.”

Luuk Koelman
Luuk Koelman

Columnist (o.a. voor Nieuwe Revu), ghostwriter en schrijfcoach. Ik werk voor mensen die graag schrijven én voor mensen die liever niet schrijven.

Abonneer je op mijn gratis nieuwsbrief!