Sergeant Meijer: deserteur, of toch een held?

Zaterdag 11 mei 1940, één dag na de Duitse inval. Op de Grebbelinie komt een Nederlands pantserafweergeschut, onder bevel van de 22-jarige sergeant Meijer, onder Duits vuur te liggen. De grond trilt. Fonteinen van aarde en modder.

Meijers manschappen, negen in getal, willen weg uit de vuurlinie. Al is het maar omdat ze enkel over een paar pantsergranaten beschikken. Geschikt om op korte afstand tanks uit te schakelen. Maar die zijn nergens te bekennen. Wél Duitse SS infanterie-eenheden, tot op drie kilometer genaderd. Om hen te bestoken zijn brisantgranaten nodig, maar die heeft Meijer niet. Wat nu? De sergeant zoekt contact met zijn commandant, maar alle verbindingen blijken uitgevallen. Het groepje is totaal geïsoleerd.
Dus besluit Meijer om terug te trekken. Want waarom zijn jongens als schietschijf laten dienen als ze toch niets kunnen uitrichten? De mannen haken het stuk geschut achter hun vrachtwagen en vertrekken. Meijer voorop, op zijn motorfiets. Op naar Vesting Holland. Wie weet komt het geschut ergens achter de waterlinie wel van pas.
Bij een café in Loenen aan de Vecht stopt het gezelschap voor een kop koffie. Dat hadden ze beter niet kunnen doen. Twee stamgasten verwittigen de plaatselijke veldwachter, want soldaten die niet vechten, die zijn verdacht. Bromsnor verschijnt. Meijer en zijn mannen moeten mee naar de kazerne in Nieuwersluis. Dus daar gaan ze, stapvoets rijdend. In colonne met de veldwachter voorop, op zijn fiets.

Intussen hoort generaal Harberts, commandant van het Tweede Legerkorps, dat bij de eerste Duitse aanval op de Grebbeberg honderden Nederlandse militairen halsoverkop het hazenpad hebben gekozen. Harberts raast en tiert van woede. Tot hij hoort van een sergeant die zonder toestemming zijn post heeft verlaten. Aha, een deserteur! De generaal aarzelt geen moment. Hij stelt een krijgsraad te velde samen en vertelt de leden dat hij met minder dan een doodvonnis geen genoegen neemt. Deze sergeant Meijer moet en zal als afschrikwekkend voorbeeld dienen.
De volgende ochtend, op Eerste Pinksterdag, spreekt de krijgsraad binnen een half uur het doodvonnis uit. Intussen legt buiten een timmerman de laatste hand aan Meijers doodskist.
Wettelijk gezien mag de executie pas na 48 uur worden voltrokken, maar ook daar steekt Harberts een stokje voor: ‘In het belang van het vaderland’ wordt Meijer direct naar de executieplaats gereden, een schietbaan wat verderop. Het is dan drie uur in de middag. De sergeant draagt nog steeds zijn motorjas. “Kapitein, zal ik die maar uittrekken? Het zou zonde zijn als er kogelgaten in komen.” Het zijn z’n laatste woorden. Meijer weigert de blinddoek en springt in de houding als het executiepeloton aanlegt. Hij is op slag dood.
Generaal Harberts is tevreden. Dat zal zijn troepen leren! Maar het bericht van de executie bereikt helemaal niemand. Immers, alle verbindingen waren uitgevallen. Bovendien was zijn Tweede Legerkorps eerder die dag al in complete chaos uiteengevallen.

Twee dagen later capituleert Nederland. Maar dan is Harberts, wegens overspannenheid, al naar huis gestuurd. En sergeant Meijer, de man die welbeschouwd negen levens redde? Zijn naam ontbreekt ‘op last van hogerhand’ tot op de dag van vandaag op elk officieel oorlogsmonument. Alsof hij géén offer heeft gebracht.

Luuk Koelman
Luuk Koelman

Columnist (o.a. voor Nieuwe Revu), ghostwriter en schrijfcoach. Ik werk voor mensen die graag schrijven én voor mensen die liever niet schrijven.

Abonneer je op mijn gratis nieuwsbrief!