Zijn foto in het glossy personeelsblad deed al het ergste vermoeden. De directeur van het reclamebureau laat zich het liefst fotograferen vanuit kikkerperspectief, staand op een bordes met de handen heersend over de balustrade. Tijdens mijn eerste werkweek als tekstschrijver mag ik aantreden voor een kennismakingsgesprek in zijn verfijnd ingerichte werkkamer, maar verder dan een hand en mijn naam kom ik niet, want de directeur is een man van monologen. “Wij bewegen ons op het snijvlak van reclame en arbeidsmarktcommunicatie. Met het hele bureau zijn wij onderdeel van een ongoing process waarin niets vanzelfsprekend is. Een opwaartse cyclus die constant wordt geanalyseerd en bijgesteld.” De directeur springt overeind en begint enthousiast gesticulerend heen en weer te lopen. “Daarom is ‘Making work fun’ de pay-off van dit bureau! Team synergy! Samen bouwen aan een fantastisch bedrijf waar iedereen met plezier werkt! Wij, als management, willen met onze input aan implementaties en verbeteringen n”g meer ‘fun’ genereren.” Even staart hij dromerig uit het raam. Dan draait hij zich langzaam om en knikt vastberaden. “Making work fun. Een prikkelende missie.”

Gebiologeerd staar ik naar zijn mond. De onderlip is over de bovenlip geperst en er zitten rimpels in zijn kin. Het is een vreemd soort toewijding die hij uitstraalt en de gedachte komt bijna als vanzelf in me op: waar heb ik dit eerder gezien? Maar de man knikt alweer richting designdeur. “Ok”, dat was het. Mieters je even gesproken te hebben.”

In de weken die volgen nemen vrienden me zwaar onder vuur. “Jij bij zo’n multilul-bureau? Dat is toch niks voor jou. Allemaal gebakken lucht.” Maar ik voel me onkwetsbaar. Ik werk tenminste bij een bedrijf dat betrokken is bij de eigen werknemers.

Op een middag wordt het voltallig personeel bij elkaar geroepen in de hal. De directeur heeft een belangrijke mededeling: zijn reclamebureau moet blijven groeien en daarom is de afdeling vormgeving, die te veel op het budget drukt, verkocht aan een drukkerij. En dat niet alleen: alle vormgevers moeten mee. De directeur trekt een stemmig gezicht. Een uur eerder heeft hij de ongelukkigen ingelicht. “Jullie begrijpen dat de emoties hoog opliepen. Maar dat is goed. En ook heel begrijpelijk. Daarom zei ik: ‘mensen, buiten staat een touringcar op jullie te wachten. Stap in en ga gezellig kennismaken met de mensen die volgende maand jullie nieuwe collega’s zijn’.” Ernstig kijkt hij rond. “Alle vormgevers waren erg aangeslagen, maar ik natuurlijk ook.” Weer die blik en dat zachte, bijna gelaten knikken. “De pijn die ik voel is oprecht.”

Mijn hoofd maalt. Er is iets met dat gezicht waar de bewogenheid zo vanaf druipt. Pas wanneer zijn blik de mijne kruist, valt het kwartje. Die grimas ken ik van de televisie! Het is precies dezelfde kop die Clinton trok: “I didn’t have sex with that woman, miss Lewinksi.”

(Gepubliceerd in De Volkskrant)

Luuk Koelman
Luuk Koelman

Columnist (o.a. voor Nieuwe Revu), ghostwriter en schrijfcoach. Hij werkt voor mensen die graag schrijven én voor mensen die liever niet schrijven.

Abonneer je op mijn gratis nieuwsbrief!