Mijn vriend, de vijand

December 1914, de Eerste Wereldoorlog woedt nog steeds. Bij aanvang, vijf maanden eerder, was soldaten beloofd dat ze met Kerstmis weer thuis zouden zijn. Maar de strijd langs de 750 kilometer lange frontlinie is in een patstelling verzand, een loopgravenoorlog.

Zo ook nabij het Waalse dorp Ploegsteert, waar Britse en Duitse troepen zich hebben ingegraven. Met tussen hen in het niemandsland, op sommige plekken niet meer dan dertig meter breed. Als de wind goed staat, kunnen soldaten ruiken wat er ‘aan de overzijde’ wordt gekookt.

Hoe dan ook, het is kerstavond 1914. Beide zijden bivakkeren al vijf maanden in hun koude, zompige loopgraven. Het vriest en op sommige plaatsen begint het te sneeuwen. Die middag waren er enkele schotenwisselingen, maar nu is het rustig. De heldere maan werpt haar licht over het niemandsland.

Vanuit hun loopgraven zien de Britten bedrijvigheid. De Duitse soldaten van het 134e Saksische Infanterieregiment plaatsen kerstbomen met kaarsjes erin op de randen van hun loopgraven. De contouren zijn duidelijk te onderscheiden. Gevolgd door een gedragen gezang. De Duitsers zingen Stille Nacht.

Het lied duurt even. Als de laatste klanken zijn weggestorven, is het plots waarachtig stil, daar aan het front nabij Ploegsteert. Dan zet de Duitse luitenant Kurt Zehmisch beide handen aan de mond en roept in gebrekkig Engels “Merry Christmas!” richting de Britse loopgraven.

De Tommies staren elkaar verbaasd aan. Weer die stilte. Dan antwoordt een Britse officier in al even gebrekkig Duits: “Fröhliche Weihnachten!”

Gegrinnik stijgt op aan beide kanten van het niemandsland. De Britten stoten elkaar aan. Nu is het hun beurt. Ze besluiten een eigen versie van het kerstlied ten gehore te brengen: Silent Night. De Duitsers haken direct in. Minutenlang klinkt het gezang aan beide zijden van het front. Daarna is er gefluit en geklap. Een Britse soldaat zou later vertellen: “Ik dacht: dit is toch wel heel bijzonder, dat twee vijandige volkeren midden in de oorlog hetzelfde kerstlied zingen.”

Er lijkt iets veranderd te zijn. Een Tommie steekt zijn hoofd boven de loopgraaf uit, zwaait heel even en duikt weer snel in dekking. Maar geen Duitser die vuurt. Sterker nog, een van hen staat op en wuift zelfs wat langer, met beide armen. De Britten zwaaien terug.

Een vreemde opwinding maakt zich van de soldaten meester aan beide zijden van het niemandsland. Wat gebeurt hier?

Die nacht blijven zowel de Britten als de Duitsers wakker, druk fluisterend en speculerend wat nu te doen.

De volgende ochtend, op eerste kerstdag, klimmen de eerste soldaten voorzichtig uit hun loopgraven. Enkele Duitsers en Britten ontmoeten elkaar halverwege het niemandsland. Ze salueren en schudden elkaar de hand.
I’m Jim.”
Ich bin Otto.”
Happy Christmas.”
Frohe Weihnachten.”
Daar staan ze tegenover elkaar, eerst nog schuchter, bijna verlegen. De Britten in hun kaki-kleuren en de Duitsers in hun feldgrau. Maar al gauw vermengt het zich. Soldaten tonen elkaar foto’s van thuis. Er wordt Schnaps gedronken, tabak en chocolade uitgewisseld. Potten jam en koekjes gaan rond. Wat verderop laat een Brit zich knippen door een Duitse soldaat die voor de oorlog kapper was. Er is een levendige ruilhandel: één blikje Engelse jam voor twee Duitse sigaren. En er worden groepsfoto’s genomen.

Een van de Britten heeft zelfs een voetbal bij zich. Hij trapt het stuk leer de lucht in, hoog boven het niemandsland. Even later is een kluwen Britten en Duitsers verwikkeld in een potje voetbal. Er wordt gelachen en geroepen. Elk doelpunt wordt juichend gevierd.

Die namiddag houden de Duitsers en Britten een gezamenlijke dienst om hun dode kameraden te begraven, die soms al wekenlang in het niemandland liggen. Gezamenlijk lezen ze teksten uit de Bijbel voor, eerst in het Duits, dan in het Engels. ’s Avonds zijn er kampvuren en wordt vlees bereid. Er wordt gedronken, gekletst, gelachen. De dood lijkt ver weg. Er is hoop voor in de plaats gekomen.

Maar de officieren maken zich zorgen. Zij begrijpen donders goed dat deze onderhandse wapenstilstand in de ogen van het opperbevel gelijk staat aan hoogverraad. De sanctie: het vuurpeloton. Maar ze kunnen even niet anders. Het is alsof de manschappen plots tot het inzicht zijn gekomen dat zij niet dezelfde oorlog voeren als hun generaals. Dat al die stakkers, aan weerszijden van het niemandsland, in dezelfde misère zitten. Alleen de uniformen verschillen.

Aan het eind van de dag zoeken zowel de Britten als de Duitsers hun loopgraven weer op. Opgewonden, dronken, blij. Maar ook tobbend. Eenieder vraagt zichzelf af of de volgende dag weer op elkaar gevuurd zal worden. Of komt er eindelijk een eind aan deze waanzin?

In hun dagrapporten vermelden zowel de Duitse als Britse officieren dat de verbroedering slechts een eenmalig, kortstondig incident was. Maar de legertop aan beide zijden is woedend. Hiervoor waren de generaals al langer bang. Al op 5 december 1914 waarschuwde de commandant van het Britse Tweede Korps, generaal Sir Horace Smith-Dorrien, dat: “Troepen in loopgraven, in de nabijheid van de vijand, heel gemakkelijk kunnen afglijden naar een leven-en-laten-leven-houding.” Alle soldaten moeten terstond terug hun loopgraven in. De vrede dient direct beëindigd te worden.

Om half negen in de ochtend, op tweede kerstdag, vuurt de Britse kapitein Charles Stockwell drie schoten in de lucht en hangt een vlag met ‘Merry Christmas‘ erop op de borstwering. De Duitsers antwoorden met een laken waarop ‘Thank You‘ staat. Zowel Stockwell als een Duitse officier verschijnen voor de borstwering van hun loopgraaf, buigen, salueren en gaan weer in dekking. Weer twee schoten in de lucht van Stockwell en beide partijen weten: de oorlog is weer begonnen.

“Ik had echt gehoopt dat dit kerstbestand de oorlog had beëindigd,” noteert een Britse soldaat die avond in zijn dagboek. “Helaas niet. Maar het zou de mooist mogelijke manier zijn geweest om een einde te maken aan deze waanzin.”

Maar niet overal wordt de doorstart van de oorlog zo duidelijk gecommuniceerd. Enkele tientallen kilometers verderop, komt een Duitser naar de Britse loopgraven gewandeld, met de vraag of de wapenstilstand nog steeds van kracht is. Een Britse officier grijpt een geweer en schiet hem door het hoofd. Zijn manschappen kijken met afgrijzen toe, enkelen met tranen in de ogen. Of zoals soldaat Murdoch M. Wood het met spijt verwoordde: “Als het aan ons had gelegen, dan was er nooit meer een schot gelost.” En inderdaad; het kerstbestand had het einde van de Eerste Wereldoorlog kunnen inluiden. Want de Duitse soldaten wilden geen oorlog, en de Britse ook niet.

Maar de oorlog zou nog bijna vier lange, bloedige jaren duren en aan circa 15 miljoen soldaten het leven kosten. Terwijl de frontlijn in al die jaren nauwelijks verschoof.

VREDE IN NIEMANDSLAND
Het kerstbestand was een spontane ‘illegale’ wapenstilstand tussen 100.000 Britse, Duitse en enkele Franse en Belgische troepen, tussen 24 en 26 december 1914. Tot op de dag van vandaag weet niemand exact hoe of waar het bestand begon. Bekend is wel dat paus Benedictus XV had opgeroepen tot een kerstbestand. Maar zowel de Britse als Duitse opperbevelshebbers wezen dat idee van de hand, waarna de troepen besloten het dan maar zelf te doen. Historici zijn het niet eens over de details, maar wat wel vaststaat, is dat het bestand wijdverspreid was langs het Westelijke front. De mondelinge verslagen, dagboekfragmenten en brieven van soldaten die samen Kerstmis 1914 vierden, laten zien dat het bestand nergens even lang duurde of op dezelfde wijze werd gevierd. En natuurlijk was het slechts een wapenstilstand, geen vrede. De vijandelijkheden keerden terug, op sommige plaatsen langs de frontlinie al op eerste kerstdag. Op andere plekken pas na de jaarwisseling.

Luuk Koelman
Luuk Koelman

Columnist (o.a. voor Nieuwe Revu), ghostwriter en schrijfcoach. Hij werkt voor mensen die graag schrijven én voor mensen die liever niet schrijven.

Abonneer je op mijn gratis nieuwsbrief!