Doet u maar dat bosje chrysanten. En dan met wat witte rozen erbij. Ja, prachtig zo. Mijn vrouw hield van chrysanten en witte rozen. Heel mooi, dank u wel. U heeft het vast druk dezer dagen. Nee, daar hoeft u zich niet voor te verontschuldigen. U bent de Twin Towers niet ingevlogen.
Het is zo raar. Ik heb haar nog gesproken, een half uur na die tweede inslag. Ze belde me met haar mobiel, om te vertellen dat ze van me hield. En of ik ook aan de jongens wilde vertellen dat mama van ze hield. Ze ademde moeilijk, zei dat ze bang was. De verdieping onder haar stond in lichterlaaie. Maar ik begreep het niet. Ik antwoordde dat alles goed zou komen. Vanavond ben je thuis, zei ik. En dat ik ook van haar hield. En zij zei dat ze van mij hield. Zo ging het heen en weer, wel een keer of zes, zeven. Op het laatst huilde ze. Toen viel de verbinding weg. Kort daarna moet ze gesprongen zijn, want ze is op straat gevonden, voor de toren. Kent u die foto’s, van de vallende stipjes, steeds ergens halverwege het gebouw? Ik heb ze allemaal met een loep bestudeerd. Ik móést haar zien, de laatste foto waarop ze nog in leven was. Dat zou dan het echte afscheid zijn. Maar ik heb haar nooit kunnen ontdekken. Wanneer ik de slaap niet kan vatten, stel ik me het inferno voor. De rook. De hitte die haar longen schroeit. Als de hel bestaat, moet hij daar zijn geweest, toen, op dat moment. Die sprong was de enige keuze die ze had. Weg daar, de buitenlucht in.
Ik zal nooit weten waaraan ze dacht, die laatste seconden. Hopelijk dacht ze niet aan mij of aan de kinderen. Ja, nu kijkt u mij raar aan, maar ik hoop dat ze genoot van de lucht in haar longen. De wind, de koelte, de vrijheid. Vergeleken met het inferno in die toren moet het daar, die tien seconden voordat ze de grond raakte, even de hemel zijn geweest. Dat zeg ik ook altijd tegen de jongens. Mama vloog, net als een engel. Wie weet is ze gelukkig gestorven. Uiteindelijk is dat de enige hoop die je rest.