Ik heb net de Algemene Beschouwingen gekeken, het belangrijkste Kamerdebat van het jaar. Mijn hemel, ik ben er helemaal klaar mee. Alles wat verkeerd is aan dit land, komt in de Tweede Kamer samen. Het sneren, het zeiken, het schelden. Het gedram en gejengel. De verloedering. Het is allemaal zo laag bij de grond, zo sneu. Werkelijk elk debat ontspoort.

Kamerleden. Ze zouden met zijn honderdvijftigen de regering moeten controleren. Tenminste, dat is wat ik altijd leerde met maatschappijleer. Maar het enige wat ze doen, is elkaar de tent uit vechten. Zo ook tijdens dit debat. En maar vingerwijzen, steeds weer met van tevoren bedachte, quasi-lollige woordjes (“bedrijfspoedel van Poetin”, “klimaatpsychopaat”). Twee dagen duurden de Algemene Beschouwingen en niet één keer kwam het tot ook maar iets van een opbouwende dialoog. Eenieder preekte voor eigen parochie en dat was het dan. Ja, de dames en heren waren er maar druk mee. Alsof deze hele crisis (“Onacceptabel!”, “geschokt!”, “grof schandaal!”) plots uit de lucht was komen vallen.

Dat maakt ‘het debat van het jaar’ tot één groot ritueel. Complete tijdverspilling. Al die van een blaadje opgelepelde spreekbeurten, ze hadden net zo goed over de hamster kunnen gaan. Dat weten Kamerleden natuurlijk ook. Vandaar dat de meesten twee dagen lang ongegeneerd Candy Crush zaten te spelen op hun smartphone, lekker onderuitgezakt in die paarse fauteuil.

Rijst als vanzelf de vraag wat die honderdvijftig knakkers nu werkelijk doen, behalve hijgerig van relletje naar relletje hoppen. Mijn antwoord: zo goed als niets. Oké, schuif ze een artikel uit de Telegraaf onder de neus, over Mien uit Appingedam van wie drie onderbroeken en een onderjurk van de waslijn zijn gestolen, en ze hebben binnen twee minuten veertien Kamervragen geformuleerd. Niet omdat ze begaan zijn met Mien, maar omdat het allemaal Zendtijd voor Politieke Partijen is. Exposure, media, talkshows, daar draait het om.

Nog zoiets: ooit een Kamerlid tijdens een debat horen zeggen dat hij een opponent bij nader inzien toch gelijk geeft, omdat de argumenten zo overtuigend waren? Nee, natuurlijk niet. Elk ‘debat’ is eenrichtingsverkeer. Hakken in het zand en vingers in de oren.
En tóch beweren Kamerleden dat ze o zo graag ‘de dialoog aangaan’ met de burger. Jaja, alsof ze dan opeens wel openstaan voor argumenten. Luisteren? Al zouden ze het willen, Kamerleden kúnnen het niet eens. Want o wee als de kiezer inspraak wil, bijvoorbeeld middels een referendum. Dan sluit de Haagse kliek zich hermetisch. Want de burger, dat is iemand die slechts één keer in de vier jaar welkom is op het Feest van de Democratie. Daarna gelieve weer snel op te zouten.

Ach ja, Kamerleden. Allemaal staan ze zich erop voor dat ze – geheel belangeloos – het land willen redden. Maar van wat eigenlijk? Ik bedoel, het overgrote deel is toch weer vertrokken als een betere baan zich aandient. En tot die tijd? Lekker blijven zitten waar je zit, in die paarse fauteuil. Tenminste, zolang je ermee wegkomt.

Luuk Koelman
Luuk Koelman

Columnist (o.a. voor Nieuwe Revu), ghostwriter en schrijfcoach. Hij werkt voor mensen die graag schrijven én voor mensen die liever niet schrijven.

Abonneer je op mijn gratis nieuwsbrief!