Hoe Philippe Petit de Twin Towers tot leven bracht

De Franse waaghals Philippe Petit liep exact vijftig jaar geleden zonder vangnet of veiligheidslijn over een strakgespannen staaldraad tussen de beide Twin Towers in New York. De evenwichtskunstenaar over de ‘artistieke misdaad van de eeuw’: “Ik ben niet bang voor het leven. En ik ben niet bang voor de dood. De enige angst die ik ken, is de angst om bang te zijn.”

Manhattan, New York, 1974. Een wat mistige augustusochtend. Forenzen zijn onderweg naar hun werk, als plotseling mensen omhoog beginnen te kijken. Ze roepen en wijzen: “Kijk! Kijk!” Honderden meters boven hen is een stipje zichtbaar. Ja, dat moet wel een mens zijn. Het is de 24-jarige Philippe Petit. De staaldraad waarover hij loopt, is nauwelijks te zien vanaf de grond. Hij lijkt door de lucht te lopen.

Droom

Twintig jaar terug in de tijd. Philippe is vier jaar oud. Hij klimt overal op en brengt hele middagen door in boomtoppen. “Om afstand te nemen van de mensen,” zal hij er later over zeggen.

Philippe is ook gek op magie. Hij leert zichzelf goochelen en blijkt al snel vingervlug. Maar in school is hij allerminst geïnteresseerd. Wanneer hij achttien is, geven zijn ouders het op. Hun zoon is dan al vijf keer van school getrapt, onder meer vanwege het zakkenrollen van leraren.

Eindelijk kan Philippe doen wat hij altijd al wilde. Hij wordt straatartiest, gespecialiseerd in goochelen, jongleren en… koorddansen. Hij wil een rondtrekkende minstreel zijn, half mens, half vogel. Of zoals hij zelf zegt: “Ik heb geen vleugels nodig om te kunnen vliegen.”

Philippe trekt de wijde wereld in, treedt overal en nergens op. Hij verplaatst zich op een eenwieler, altijd in het zwart gekleed, met coltrui en hoge hoed. Het slappe koord spant hij tijdens straatoptredens tussen twee lantaarnpalen.

In 1968 zit Philippe met kiespijn in de wachtkamer van de tandarts. Bladerend door een oud tijdschrift, valt zijn oog op een artikel over de twee hoogste torens ter wereld, in aanbouw in New York. De Twin Towers. Maar liefst 110 verdiepingen (417 meter) hoog, een slordige honderd meter hoger dan de Eiffeltoren.

Dat is het moment waarop het idee zich in Philippe’s hoofd nestelt. Hij scheurt de tekening van de Twin Towers eruit, haalt een potlood achter zijn oor vandaan en trekt een lijn tussen de beide wolkenkrabbers. Philippe Petit is dan bijna negentien jaar oud. Hij heeft zijn droom te pakken.

Philippe woont echter niet in New York, maar in Parijs. Daar kijkt het raam van zijn kamer, aan de Rue Lapalce, uit op de Notre-Dame. Een kathedraal. Ook met twee torens. En ze roepen hem…

Op vrijdag 25 juni 1971 weten Philippe en zijn vriend Jean-Louis Blondeau met behulp van een valse sleutel bovenin de Notre-Dame te komen. Philippe in de ene toren, Jean-Louis in de andere toren. Daar verstoppen ze zich.

Die nacht gooit Philippe één van zijn jongleerballen, met daaraan een vislijn, naar de andere toren, vijftien meter verderop. Via de vislijn trekken ze steeds dikkere, zwaardere lijnen tussen de beide torens, totdat uiteindelijk de staaldraad gespannen kan worden.

De volgende ochtend schrijdt Philippe, op 68 meter hoogte en met enkel een lange stok als balans, van de ene kerktoren naar de andere. Geen vangnet, geen veiligheidskabel, niets. Acht keer loopt hij zo heen en weer.

Tekst loopt verder onder de video

Publiek kijkt massaal toe. De toegesnelde politie kan niets anders doen dan wachten op het einde van de voorstelling. Petit neemt zijn tijd. Hij gaat zelfs liggen op de draad. Zijn stunt haalt alle kranten over de gehele wereld, maar nauwelijks die in Frankrijk.

Gefrustreerd vertrekt Philippe naar Sydney, Australië. Daar loopt hij in 1973 over een iets langere staaldraad, ditmaal gespannen tussen de twee noordelijke pilaren van de Sydney Harbour Bridge, een van de grootste boogbruggen ter wereld.

Een enorme verkeersopstopping is het gevolg. Hulpdiensten rukken massaal uit. Petit, na afloop: “Ik wist niet dat ze voor mij kwamen, want ik was niet in gevaar.” Al is dat laatste niet helemaal waar. Wanneer agenten beginnen met het lossnijden van de scheerlijnen die de staaldraad stabiliseren, moet Philippe bijna over de draad rennen om niet naar beneden te kukelen. Hij wordt gearresteerd, maar komt ervan af met een boete van tweehonderd dollar.

Tekst loopt verder onder de video

Wolkenkrabbers

Genoeg geoefend. In januari 1974 vertrekt Petit naar New York, de stad van de wolkenkrabbers. Daar treedt hij als straatartiest regelmatig op in Central Park. Maar in werkelijkheid is Philippe gekomen voor de Twin Towers, nog steeds in aanbouw. Twee enorme magneten, dat zijn het. En ze trekken hem onweerstaanbaar aan.

Helemáál wanneer hij ze eindelijk met eigen ogen ziet. Dit is fenomenaal! De omvang en hoogte van beide kolossen gaan elke schaal te boven. Petit stapt de bouwplaats op, loopt naar de voet van de noordelijke toren, drukt zijn kin tegen de gevel en kijkt omhoog. Aluminium, staal, glas en beton, zo ver als het oog reikt. Hij grist een bouwhelm van een stapel balken en loopt op de bluf de noordelijke toren in.

De tocht naar het dak, via de betonnen trappen, duurt meer dan een uur. Maar dan kan Philippe eindelijk zijn hoofd over de rand steken. Onder hem, meer dan vierhonderd meter lager, lijkt de stad verdwenen. Enkel een zacht geruis. Petit is het territorium van de vogels binnengedrongen.

Zou hij hier, op deze hoogte, tussen beide torens kunnen wandelen? “Onmogelijk, onmogelijk, onmogelijk…” mompelt hij. En ook nog eens illegaal bovendien. Maar het zou wel de stunt van zijn leven zijn. De artistieke misdaad van de eeuw! Hij is nu vastbesloten; ja, hij gaat het doen.

Philippe begint clandestiene bezoekjes aan de bouwplaats af te leggen. Altijd met de bouwhelm op en bij voorkeur tijdens de schaft, want dan letten de voormannen het minste op.

Zo weet hij keer op keer de top van de Twin Towers te bereiken. Daar brengt hij beide torens nauwkeurig in kaart. Zijn er schuilplaatsen? En ankerpunten voor zijn staaldraad?

Af en toe gaat zijn goede vriend Jim Moore mee, die alles fotografeert. Soms blijven de twee de hele middag op het dak, om pas na werktijd samen met alle andere arbeiders weer naar beneden te gaan.

Niet veel later zijn beide torens in gebruik, met uitzondering van de hoogte verdiepingen waar nog steeds gebouwd wordt. Een mierenhoop van kantoorpersoneel bevolkt nu de Twin Towers. En veel bewakers. Philippe wil weten hoe de beveiliging werkt. Hoe vaak doen de nachtwakers hun rondes? En waarom blijven sommige verdiepingen ’s nachts verlicht? Alles wil hij weten.

Op een dag loopt hij op de 82e verdieping van de zuidtoren ene Barry Greenhouse tegen het lijf. Een verzekeringsmakelaar die in kantoor 8235 werkt. Greenhouse, die enkele jaren eerder in Frankrijk was, herkent Petit direct van zijn stunt op de Notre-Dame. Al snel vertelt Philippe hem over zijn plan. Greenhouse besluit bijna direct om te helpen. Hij zal niet alleen de opslag van alle materialen regelen, maar ook pasjes om door de toegangspoortjes te komen.

Tijdens een van zijn verkenningstochten over het dak trapt Philippe in een roestige spijker. Hij eindigt twee dagen in bed. De voet belasten lukt niet, maar Petit wil geen pauze inlassen. Dus schaft hij zich twee krukken aan en hobbelt zo door de Twin Towers. De verwonding blijkt zowaar een blessing in disguise, een geluk bij een ongeluk. Geen bewaker die deze hulpeloze, op krukken voorthinkende man ook maar een strobreed in de weg legt. Mensen houden deuren voor hem open, vragen vriendelijk op welke liftknop ze moeten drukken. Het stelt Philippe in staat om langere tijd op dezelfde plekken in de torens te verblijven. Alles wat passanten zien, is een gehandicapte man die hangend op zijn krukken even uitrust.

Na meer dan tweehonderd verkenningen heeft Philippe duizenden foto’s en aantekeningen. Hij kent de Twin Towers nu als zijn broekzak, tot in het kleinste detail. Hij weet ook de exacte afstand tussen beide torens: 138 voet, oftewel 42,06 meter.

Echter, sommige zaken blijven onduidelijk. Beide torens zijn bijvoorbeeld zo ontworpen, dat ze kunnen bewegen bij harde wind, al is het maar een centimeter of twee. Maar wat doet dat met de krachten die op zo’n moment op een strakgespannen staaldraad staan? Gaat zo’n kabel dan vibreren? En zo ja, kunnen scheerlijnen die vibraties dan dempen?

Ook plotselinge temperatuurverschillen kunnen het metalen skelet van de torens doen uitzetten en krimpen. Kortom, alles beweegt, altijd. Zeker op vierhonderd meter hoogte. En dan is er ook nog eens de wind, die tussen beide torens enorme snelheden kan bereiken.

Maar er is nóg een probleem. Hoe krijgt Philippe straks in het holst van de nacht een vislijn naar de overkant? En dan ook nog eens zonder lawaai te maken? Met een tennisracket een balletje met daaraan de vislijn van de ene naar de andere toren meppen? Een miniatuurhelikopter met afstandsbediening? Nee, te lawaaiig. Uiteindelijk kiest hij voor pijl en boog.

Philippe reist enkele malen heen en weer tussen Europa en de Verenigde Staten. In Frankrijk stelt hij zijn team samen, bestaande uit een handjevol jeugdvrienden, zoals Jean-Louis Blondeau en Jean François Heckel, plus zijn vriendin Annie Allix. Maar ook een fotograaf, Alan Welner.

Het gezelschap reist af naar New York. Daar schaft Petit zich alle benodigdheden aan. Zoals de 61 meter lange, roestvrijstalen staaldraad (19 millimeter in doorsnee), die op rol meer dan tweehonderd kilo blijkt te wegen. Plus onder meer walkietalkies en scheerlijnen. Alles zal de nacht voorafgaand aan de stunt de Twin Towers in gesmokkeld moeten worden.

De voorbereidingen vergen het uiterste van iedereen. De stunt wordt maar liefst 17 keer uitgesteld, steeds om andere redenen. Bovendien spelen er vreemde dynamieken binnen de groep, die aan de ene kant veel weg heeft van een zooitje ongeregeld, maar tegelijkertijd soms aandoet als een sekte. Met Philippe als de charismatische leider die geen rust kent.

Op een dag, als hij uit de metro komt en omhoogkijkt, naar zíjn torens, schrikt hij. Hij begint te tellen. De 78e verdieping is al in een dichte mist gehuld. Wat als hij nu over de draad had gelopen? Wie had hem dan gezien? Wie zou hem ooit hebben geloofd?

Zo lopen de spanningen op. Philippe heeft het niet meer, krijgt nachtmerries en belandt bijna op de rand van een zenuwinzinking. Maar Annie sleept hem overal doorheen.

Maanlicht

Dan is het zover. Eindelijk. Op dinsdagavond 6 augustus 1974 dringen Petit en drie anderen beide torens binnen. Petit en Jean-François de zuidelijke toren, Jean-Louis en Alan de noordelijke. Tot na middernacht houden ze zich daar schuil.

Om klokslag één uur ziet Petit in het maanlicht hoe een silhouet op de andere toren, Jean-Louis, zijn boog spant en een pijl afschiet. Enkele seconden later een metalen geluid. Maar nergens een pijl te vinden in de duisternis. Petit loopt lukraak wat rond over het dak, tot hij iets zacht tegen zijn heup voelt drukken. De vislijn! Hij laat zijn vingers langs de lijn glijden en komt zo bij de pijl uit. Een iets dikkere draad kan nu getrokken worden.

Zo gaat het verder, elke draad steeds iets dikker en zwaarder dan de vorige. En dan, na enkele uren, eindelijk de staaldraad. Decimeter voor decimeter wordt deze tussen de beide Twin Towers getrokken.

Dan, plots, verschijnt een nachtwaker op het dak. Het is pikkedonker, maar Petit hoort hem naderen dankzij het ruisen van zijn walkietalkie. Jean-François verstopt zich onder een zeil. Petit is daarvoor net te laat. Een kat-en-muisspel volgt op het midden van het dak, met enkel een betonnen muur tussen de bewaker en Petit in. Terwijl de bewaker om de betonnen muur loopt, doet Petit dat ook. Houdt de nachtwaker plots halt? Dan Petit ook. Loopt hij een rondje? Dan Petit ook. Het is bijna een dans voor twee, ook al weet de bewaker van niets. Wat later is hij weer verdwenen. Het gekraak van de walkietalkie verdwijnt. Jean-François en Philippe gaan weer aan de slag. Decimeter voor decimeter wordt de staaldraad verder getrokken.

Inmiddels is het zes uur in de ochtend. De zon komt op tussen de torens. Beneden turen Annie en Barry door hun verrekijkers. Vooral Annie maakt zich zorgen. Gaat alles wel oké? Ze is er niet gerust op.

Boven op de zuidtoren grijpt Petit intussen zijn tas met daarin het kostuum. Hij trekt zijn koorddansschoenen aan, springt in de zwarte broek. Maar waar is zijn zwarte coltrui? Hij leegt de inhoud van de tas vlakbij de rand, gooit als een gek het ene na het andere item over zijn schouder. Is hij nu echt zijn coltrui vergeten?

Vierhonderd meter lager krijgt Annie de schrik van haar leven: “Hij valt!” Vol afgrijzen zien Barry en zij hoe een zwarte silhouet in de leegte valt. Heel even lijkt het een menselijke gedaante, tuimelend en draaiend. Maar dan blijkt het een lap stof. Philippe heeft in alle stress zelf zijn coltrui naar beneden gegooid.

Snel trekt hij een zwart T-shirt aan. Het is zover. De draad wacht. Om exact kwart over zeven in de ochtend stapt Petit op de rand van de zuidelijke toren, plaatst zijn linkervoet op de staaldraad. Het gewicht van zijn lichaam rust nog op zijn rechterbeen. Dan volgt de eerste stap op de draad. “Lopen, gewoon lopen,” mompelt Philippe tegen zichzelf. “Laat je leiden, vertrouw op je voeten.”

Hij begint te lopen, langzaam en ritmisch. Enkel geholpen door zijn acht meter lange en 25 kilo zware stok, het kunstmatige verlengstuk van zijn armen. Om hem heen de leegte. En ver voor hem de noordelijke toren. Het is een rechte lijn. Maar ook één die slingert, zakt, trilt, want elke stap heeft impact op het schommelen van de draad. “Loop als een danser,” fluistert Philippe, “kijk naar de horizon en glijd.”

Honderden meters beneden hem is de ochtendspits tot stilstand gekomen. Annie roept naar omstanders en wijst. “Daar! Daar! Kijk dan!” Iedereen staart naar de hemel. Ver boven hen, in het territorium van de vogels, lijkt iemand op de wolken te lopen. Steeds meer mensen kijken omhoog. Zelfs Wall Street, waar de dag net begonnen is, stopt met handelen.

Iedereen ziet hoe Petit vlak voor de noordelijke toren keert. Hij schrijdt weer terug naar het midden. Daar knielt hij op de draad, strekt zijn rechterarm uit, met de stok rustend op zijn rechterdij.

“Hij salueert! Hij groet!” roepen mensen in de menigte.

Petit gaat zelfs liggen op de draad, komt weer overeind en keert. Hij lacht, geniet van elk moment. Een meeuw nadert, cirkelt een paar keer rondom Philippe, verbaasd over zijn aanwezigheid.

Het is nu tien voor acht in de ochtend. Het dak van de zuidtoren staat vol met politie. Jean-François is al gearresteerd. Twee agenten reiken nu naar Petit, die de zuidtoren nadert. “Kom van die draad af! Dit is verboden! Laat ons je helpen er weer vanaf te komen!”

“Ik heb geen hulp nodig,” roept Petit. “Mijn show is nog niet klaar.” En daar maakt hij weer rechtsomkeert, de agenten vertwijfeld achterlatend. Want hoe stop je een koorddanser?

Zo loopt Petit uiteindelijk gedurende ongeveer veertig minuten viermaal heen en weer tussen de torens. Op de noordelijke toren staan inmiddels ook agenten. Maar Jean-Louis en Alan zijn weg; zij wisten net op tijd te vluchten.

Dan hoort Philippe geroep, in het Frans. Het is Jean-François. Hij oogt doodsbang, schreeuwt dat de agenten dreigen de spanning van de staaldraad af te halen. Of Philippe desnoods met een helikopter van de staalkabel zullen plukken. “Stop right now or we’ll take you out!” schreeuwen ze. Hun geduld is op.

Philippe stapt van de draad. Hij wordt direct geboeid en afgevoerd. Beneden, voor de zuidelijke Twin Tower, joelt de menigte de politie uit. Reporters ter plekke willen de reden van Philippe’s stunt weten. Maar die is er niet: “Als ik drie sinaasappels zie, moet ik jongleren. En als ik twee torens zie, moet ik lopen.”

Veel toeschouwers zijn ontroerd. Ze zien de oversteek van Philippe als een geschenk aan de stad, een van de mooiste artistieke gebaren van de twintigste eeuw. Niet alleen een gift aan New York, maar aan de hele wereld.

Diezelfde dag wordt Philippe weer vrijgelaten, op voorwaarde dat hij een show opvoert voor kinderen in Central Park. “Wat een mooie straf,” reageert Philippe. Jean-François heeft minder geluk; hij zal de Verenigde Staten worden uitgezet.

Maar Petit lijkt hem dan al vergeten. Buiten de rechtszaal wordt hij aangeklampt door een brunette met blauwe ogen. Jackie heet ze. Philippe begrijpt meteen dat ze een groupie is. Hij gaat met haar mee naar haar appartement, waar een waterbed wacht. Na enkele uren uitzinnige seks keert hij terug naar zijn kompanen, die ongerust op hem wacht, in het ongewisse over wat er allemaal gebeurd is. Annie omhelst hem, de groep viert feest. 

Enkele dagen later stuurt Philippe Annie terug naar Frankrijk. Hij zal daar later over schrijven: “Ik wilde niet dat ook maar iets de pracht van mijn roem zou verstoren.” Het duurt even voordat bij haar het kwartje valt. Zelf zal ze er later over zeggen: “We waren onafscheidelijk. Maar ik moest altijd zíjn levenspad volgen. Waardoor ik het mijne volledig vergat.”

De groep valt bijna direct uit elkaar. Ook het contact me Jean-Louis Blondeau wordt verbroken. Wat er tussen de beide mannen is voorgevallen, blijft een raadsel. Philippe wil er niets over kwijt. Jaren later, tijdens een zeldzaam interview barst Jean-Louis voor de camera in tranen uit. Is het diepe melancholie over de schoonheid van dat moment in 1974? Of het verdriet om een verloren vriendschap? Niemand die het weet.

Whopper

Philippe wordt intussen bedolven onder de commerciële aanbiedingen. Zo biedt Burger King hem honderdduizend dollar als hij verkleed als Whopper over het slappe koord loopt bij de opening van een nieuwe Burger King op 8th Avenue. Er zit ook een miljoenenaanbieding bij, voor een speelfilm. Het ergert Philippe in hoge mate. Zijn ‘artistieke misdaad van de eeuw’ staat helemaal los van geld. Hij riskeerde zijn leven niet voor geld, maar voor de kunst. Alle aanbiedingen slaat hij af. De Amerikanen begrijpen er niets van. Weigert Petit nu om miljonair te worden? Het antwoord is ja.

Door zijn principiële opstelling kampt Philippe in de maanden na zijn Twin Towers-optreden met financiële problemen. Al ziet hij dat zelf anders. Wanneer hij geld nodig heeft, jongleert hij op straat, net als voorheen. Ook werkt hij enige tijd in de bouw, in Brooklyn. En een jaar in een circus. Pas daarna zal hij weer – betaald – een aantal oversteken op grote hoogte maken. Maar nooit meer clandestien.

Zelfs nu treedt Petit nog op. Ja, hij wordt ouder, is eigenlijk al bejaard. Stoppen als evenwichtskunstenaar? Voorlopig niet: “Ik ben niet bang voor het leven. En ik ben niet bang voor de dood. De enige angst die ik ken, is de angst om bang te zijn.”

En ja, hij heeft de Twin Towers overleefd. Wie had dat ooit kunnen denken? Wat hij voelde, toen de terreuraanslag van 11 september 2001 beide torens in puin achterliet? “Ik kan dat echt niet delen met de buitenwereld. Hoe kan ik praten over het verlies van beide torens, terwijl er die dag duizenden levens verloren gingen?” En dan, na een korte stilte: “Voor mij leefden beide torens.”

Precies zo denken de duizenden New Yorkers die getuige waren van zijn ‘artistieke misdaad van de eeuw’ er ook over. Voor hen was het niemand minder dan Philippe Petit zélf, die op die augustusochtend in 1974 de Twin Towers tot leven bracht.

Luuk Koelman
Luuk Koelman

Columnist (o.a. voor Nieuwe Revu), ghostwriter en schrijfcoach. Ik werk voor mensen die graag schrijven én voor mensen die liever niet schrijven.

Abonneer je op mijn gratis nieuwsbrief!