Het ware verhaal van de Natural Born Killers

Precies 30 jaar geleden schudde Oliver Stone’s Natural Born Killers menig bioscoopzaal op. Maar wat is het verhaal van de twee echte killers op wie de film is gebaseerd? Charles Starkweather (19) en zijn vriendinnetje Caril Ann Fugate (14) ondernamen samen een moorddadige roadtrip door het Amerika van de jaren vijftig. Waarbij ze niemand spaarden.

Charlie Starkweather, geboren in 1938, is de vierde van zeven kinderen. Het gezin, woonachtig in Lincoln (Nebraska), moet de eindjes aan elkaar knopen. Ma werkt als serveerster. Pa, een reumatische timmerman, is vaak werkloos. Wat Charlie zich later, in zijn dodencel, zal herinneren, is een toch zeker niet ongelukkige jeugd. Cowboytje spelen met zijn broers, vissen met pa, ma helpen in de keuken.

De mensen uit zijn vroege jeugd omschrijven hem als een zachtaardige peuter. Dat verandert als Charlie naar school gaat. Hij wordt gepest, niet alleen met zijn O-benen en rode haar, maar ook omdat hij slist. Bovendien is hij een trage leerling. Klasgenootjes jennen hem, net zo lang tot de tranen komen en Charlie op een drafje naar huis rent, zo snel als zijn O-beentjes hem maar kunnen dragen. Pa belt met school, maar die kunnen niets doen. Na het zoveelste telefoontje zegt hij tegen Charlie: “Sla alle pestkoppen maar verrot. Mama en ik zullen je niet straffen. Oké?”

Charlie groeit uit tot een potige puber. Een joch vol woede, dat andere leerlingen in elkaar slaat. Ook als ze een kop groter zijn. Ja, Charlie slaat hard. En als de tegenstander op de grond ligt, volgen altijd nog wat trappen. Iets waar andere jongens van schrikken. Vechten, oké. Maar natrappen als iemand al op de grond ligt? Nee.

Al snel heeft Charlie de reputatie een gemene vechtersbaas te zijn. Iets wat hij helemaal prima vindt. Alles beter dan de reputatie van een sul met O-benen. Een jeugdvriend zal later over hem zeggen: “Charlie deed alles voor je als hij je aardig vond. Hij was heel leuk om mee om te gaan. Maar hij had ook een gemene, wrede kant. Als hij iemand op straat zag die groter was dan hij, er beter uitzag of beter gekleed, dan moest de ongelukkige eraan geloven.”

James Dean

Het godvrezende en gezagsgetrouwe plattelandsmilieu van de jaren vijftig speelt bijna alle jongeren in Lincoln parten, toentertijd een slaperige provinciestad met zo’n honderdduizend inwoners. Veel ouders maken zich zorgen over rock & roll. En over Elvis, die ze als een discipel van de duivel beschouwen. Maar Charlie heeft zijn eigen held: James Dean, de filmster uit Rebel Without a Cause. Dát is hoe hij wil zijn. Een outlaw! Dus gaat Charlie van school. Hij is pas zestien en zijn ouders zijn het er niet eens. Maar ze maken er geen woorden aan vuil. Ze kennen zijn woedeaanvallen.

Charlie wordt vuilnisman. Hangend aan de vuilniswagen komt hij nu ook in andere delen van Lincoln. De meer welgestelde wijken waar hij eerder nooit is geweest. Iedereen lijkt er iedereen te kennen en inwoners sluiten hun deuren niet af als ze weggaan. ’s Nachts patrouilleert slechts één politiewagen door heel Lincoln.

Voor het eerst in zijn leven heeft Charlie een eigen inkomen. Hij verlaat het ouderlijk huis, huurt een kamer en schaft zich een oude Ford aan. Een Model A uit 1932 waaraan hij eindeloos sleutelt. Ook ontwikkelt Charlie een voorliefde voor wapens. Hij koopt een .22 geweer, een .410 kaliber jachtgeweer en een .32 revolver. Vooral het jachtgeweer geeft hem, in zijn eigen woorden, “een gevoel van macht waaraan niets kan tippen.” Met zijn wagen rijdt hij naar de bossen rondom Lincoln om daar op vogels en kleine dieren te schieten.

Arme kant

Zo gaan twee jaar voorbij. Op de vuilniswagen is Charlie een opvallende verschijning met zijn dikke kuif, cowboylaarzen, witte T-shirt en zwartleren jack. De zelfbenoemde rebel without a cause.

Op een van zijn veel rondes door de stad ontmoet de dan 18-jarige Charlie de vijf jaar jongere Caril Ann Fugate, een typisch junior high-meisje. Ze woont in de wijk Belmont, ‘aan de verkeerde kant van het spoor’, oftewel de arme kant van de stad. Een rebellerend 13-jarig meisje, dat vaak vloekt en makkelijk ontploft. Hele tirades, over hoe ze school haat en alle leraressen van wie ze moet nablijven, wel eens even zal killen. Tegelijkertijd is ze een populaire babysitter. De kleuters op wie ze oppast, zijn gek met haar. Caril is, kortom, een gecompliceerde puber, zoals zoveel pubers dat zijn. Het liefst wil ze weg uit Belmont. Een filmster worden. Iemand zijn.

Caril vindt Charlie knapper dan welke andere jongen dan ook. Hij lijkt precies op James Dean. Al op hun eerste afspraakje vertelt hij dat hij samen met haar wil sterven. En zij? Zij wil niets liever dan eeuwig zwijmelen in zijn armen. Ja, Charlie en Caril hebben genoeg aan elkaar. Al snel zijn ze onafscheidelijk. Het is alsof de wereld hen aan elkaar heeft gegeven. Dus, vindt Charlie, moet diezelfde wereld hen ook met rust laten.

Het foute antwoord

Eind november 1957 bezoekt de dan 19-jarige Charlie het tankstation vlakbij Carils ouderlijk huis, in de hoop een kerstcadeau voor haar te kopen. Omdat hij even geen geld heeft, vraagt hij de jongen achter de balie, de 21-jarige Robert Colvert, of hij de pluche hond op afbetaling mag kopen. Maar die schudt zijn hoofd. Sorry, mag niet van de baas. Het foute antwoord.

In de vroege uren van zondag 1 december 1957 rijdt Charlie enkele rondjes rond het pompstation. Dan stopt hij, knoopt een halsdoek voor zijn gezicht en stapt met zijn jachtgeweer in de aanslag het benzinestation binnen. Weer die Robert Colvert. Hij heeft nachtdienst, thuis wacht zijn hoogzwangere vrouw. Charlie schreeuwt om geld. Maar Robert krijgt de kluis niet open. In de kassa zelf zit niet meer dan 160 dollar. Charlie vloekt, duwt Robert naar buiten, dwingt hem in zijn auto en rijdt naar een verlaten landweggetje. Daar schiet hij hem tweemaal door het hoofd. Eindelijk, hij heeft zijn eerste leven genomen. Een vreemd gevoel van euforie maakt zich van hem meester. Alsof de moord hem goed doet. Nu is hij pas echt een outlaw. Ja, Charlie heeft bloed geproefd en dat smaakt naar meer.

De moord op de pompbediende is groot nieuws in heel Lincoln, maar wordt niet opgelost. Niemand lijkt het erg te vinden. De dader was vast iemand op doorreis, zo redeneert de recherche. Allang weer verdwenen.

Bijna twee maanden lang houdt Charlie zich gedeisd. Hij geeft de 160 dollar uit aan cadeautjes, inclusief een hondje, voor Carils veertiende verjaardag. Waar zij geen weet van heeft, is voor Charlie allang een vaststaand feit. Vanaf nu is het: zij samen tegen de wereld. Bonny & Clyde.

Toilethok

Op dinsdag 21 januari 1958 belt Charlie aan bij het ouderlijk huis van Caril. Daar wonen, behalve zijn vriendinnetje, ook haar moeder, haar 57-jarige stiefvader en haar tweejarige halfzusje Betty Jean.

Maar Caril is nog niet thuis. De stiefvader ziet zijn kans schoon. Hij vertelt Charlie dat Caril voortaan niet meer met hem meegaat, in ieder geval niet tot ze getrouwd zijn. Want dat is hoe het hoort. Charlie ontsteekt in woede, rent naar buiten en haalt zijn enkelloops jachtgeweer uit de auto. Hij beent naar binnen en schiet de stiefvader door het hoofd. Carils moeder gilt. Waarop Charlie herlaadt en haar in de mond schiet. Nu zet ook Betty Jean het op een krijsen. Charlie grijpt een mes en steekt het in haar halsje. Daarna takelt hij de peuter woest schreeuwend toe met de kolf van zijn geweer.

Charlie komt weer enigszins tot bedaren. Hij wikkelt het lichaam van Carils moeder in beddengoed en dumpt het in het toilethok buiten, dat niet meer in gebruik is. Hij propt haar ondersteboven, hoofd eerst, zo ver mogelijk in het gat in de grond. Het lichaampje van de tweejarige Betty Jean stopt hij in een kartonnen doos. Hop, bovenop de kont van moeder. Het lijk van de stiefvader sleept hij het kippenhok in.

Steeds wantrouwender

Dan komt Caril thuis uit school. “Ik heb geen medelijden met die oude kerel,” snottert ze, “maar je had mama en Betty Jean niet moeten doden. Ik hield van ze.”

“Houd je kop,” snauwt Charlie. “Je zit hier net zo diep in als ik.”

Tenminste, dat is de verklaring van Charlie. Caril zal blijven volhouden dat ze, bij thuiskomst uit school, alleen een woedende Charlie aantrof die schreeuwde dat hij haar moeder, stiefvader en halfzusje had ontvoerd. En de drie het niet zouden overleven als Caril niet zou doen wat hij haar opdroeg.

In de dagen die volgen, leven Charlie en Caril samen in de woning, met drie lijken op slechts meters afstand. Als iemand aanbelt, gaat de voordeur op een kier. Steeds is het Caril die vertelt dat het hele gezin de griep heeft. Ze gedraagt zich vreemd. Later zal ze verklaren dat Charlie haar met zijn jachtgeweer onder schot hield.

Na zes dagen hebben zoveel mensen aangeklopt, van de buren tot de melkboer aan toe, soms zelfs meermalen en steeds wantrouwender, dat Charlie besluit dat ze maar beter de benen kunnen nemen. De twee gooien kleding in de wagen en verlaten Lincoln. Het is dan 27 januari 1958, een maandag.

Niet veel later, rond vier uur in de middag, vindt bezoek de drie stoffelijke overschotten. Voor de politie is Charlie de enige verdachte. Rechercheurs vrezen voor het leven van de 14-jarige Caril.

Diepe steekwonden

Intussen zijn Charlie en Caril in Bennet gearriveerd, zo’n 25 kilometer verwijderd van Lincoln. Hun bestemming is de boerderij van de zeventigjarige vrijgezel August Meyer. Charlie kent hem redelijk goed, want hij is een vriend van zijn vader. Maar op de landweg richting de boerderij komt de auto vast te zitten in de sneeuw en modder. Twee uur lang probeert Charlie weer los te komen, tevergeefs. Verkleumd gaan Caril en hij te voet verder naar de boerderij.

Meyer begroet hen hartelijk. Natuurlijk kunnen de twee een aantal dagen blijven. Altijd fijn, gezelschap. Totdat de oude man het nieuws over Charlie en Caril op de radio hoort. Charlie, die zijn wapens mee naar binnen heeft genomen, schiet hem direct door het hoofd. Daarna sleept hij het lichaam naar de schuur.

Niet veel later valt het duister in. Charlie wordt zenuwachtig. De telefoon gaat regelmatig. Straks komen er mensen poolshoogte nemen… Bovendien staat hun auto nog steeds langs de kant van de landweg die naar de boerderij voert. Dat valt op. Daarom besluit hij dat ze direct moeten vertrekken. Dan maar te voet.

Als ze zes kilometer verder langs de weg wandelen, stopt een auto. Twee jonge verloofden uit Bennett, de 17-jarige Bobby Jensen en zijn één jaar jongere vriendin Carol King, zien twee verkleumde zielen. Dus informeren ze of het duo soms een lift kan gebruiken? Zo gauw Charlie in de auto zit, dwingt hij Bobby en Carol om naar een verlaten stormkelder te rijden, niet ver van de boerderij.

Daar worden hun lichamen een dag later gevonden. Bobby is zes keer door het hoofd geschoten. Carol is gedeeltelijk naakt. Ook zij is door haar hoofd geschoten. Bovendien heeft ze diverse diepe steekwonden in haar vagina, sommige tot halverwege in haar torso.

Vastgebonden op bed

Charlie en Caril zijn er intussen vandoor met de auto van Jensen, een blauwe Ford ‘54. Ze zetten koers westwaarts, richting de staat Washington, want daar woont een broer van Charlie. Maar als ze drie uur onderweg zijn, verandert Charlie plots van gedachten. Ze keren om en gaan terug naar Lincoln.

Op dinsdag 28 januari, rond half negen in de ochtend, dringen Charlie en Caril een herenhuis binnen in Country Club, een chique wijk in Lincoln. Waarom, weet niemand. Sommigen geloven dat Charlie een huis uit Country Club koos, omdat veel kinderen uit die wijk zijn grootste plaaggeesten waren.

Eenmaal binnen houden ze de 51-jarige bewoonster Clara Ward, en haar dove 51-jarige dienstmeid Lilyan Fencl onder schot. Beide dames beloven Charlie dat ze zullen meewerken. Of hij alsjeblieft zijn jachtgeweer niet op hen wil richten? Rond zes uur in de avond komt de heer des huizes, de 48-jarige industrieel Lauer Ward, thuis van zijn werk.

De volgende dag wordt zijn lijk ontdekt, pal naast de voordeur. Lauer is in de rug en door het hoofd geschoten, de gehele achterzijde van zijn schedel mist. Binnen ligt Clara levenloos op de vloer van de slaapkamer. Ze heeft meerdere steekwonden in haar nek, borst en rug. Ook de dienstmeid heeft het niet overleefd. Zij ligt vastgebonden op bed, met messteken in de borst en maag, en meerdere snijwonden aan haar handen, armen en benen. 

Rechercheurs treffen de jas van Caril aan op de plaats delict, terwijl die van mevrouw Ward verdwenen is. Dat is het moment waarop ze besluiten ook Caril als verdachte aan te merken.

Lijk onder het dashboard

Een schokgolf trekt door Lincoln. Iedereen kent de vermogende familie Ward. Opeens daalt het besef in dat de killers de stad nooit hebben verlaten. Of op zijn minst zijn teruggekeerd. Wie weet hoeveel lijken nog worden gevonden! Winkels sluiten de deuren. Overal in de anders zo rustige provinciestad staan files, vooral bij scholen. Ouders willen hun kroost veilig thuis hebben. Huisvaders patrouilleren, gewapend met geweren, in groepjes door de straten. Wie thuisblijft, barricadeert de voordeur met zware meubels. Zelfs de Nationale Garde patrouilleert door de straten van Lincoln.

Maar Charlie en Caril zijn ’m weer gesmeerd. Ervandoor in de chique, zwarte Packard van de familie Ward. Tien moorden hebben ze nu op hun geweten. Ze bereiken het stadje Douglas (Wyoming), maar daar bekruipt hen al snel het gevoel dat ze opvallen in hun luxe Packard.

Als Charlie stopt om te tanken, ziet hij de pompbediende en enkele klanten van het tankstation naar hen kijken. Snel rijden ze verder.

Enkele uren later hoort Charlie via de autoradio dat er drie lijken zijn gevonden in het huis van de Wards. Hij besluit dat ze nu, direct, een andere auto nodig hebben. Aan de overkant van de weg staat een zwarte Buick. Achter het stuur zit de 34-jarige Merle Collison. Hij is handelsreiziger in schoenen en doet een powernap. Het portierraampje staat halfopen. Charlie parkeert zijn wagen achter de Buick en stapt uit. Zonder verdere plichtplegingen doorzeeft hij de slapende Merle met negen kogels, allemaal door het hoofd. Daarna duwt hij het lijk richting passagierskant, zover mogelijk voorover onder het dashboard.

In de boeien

Snel weg nu. Maar Charlie krijgt de Buick niet van de handrem. Terwijl hij scheldend wrikt en rukt, doemt plots iemand op naast de auto. Het is de 29-jarige Joe Sprinkle. Hij zag de twee auto’s langs de kant van de weg en vraagt of Charlie misschien hulp kan gebruiken? Het volgende moment kijkt hij in de loop van een jachtgeweer. “Haal deze wagen van de handrem, anders vermoord ik je,” bijt Charlie hem toe. Pas nu ziet Joe het lijk. Als Charlie uitstapt, grijpt Joe de loop van het jachtgeweer. Een worsteling om het wapen volgt, midden op de weg. Auto’s stoppen. Onder hen ook een Wyoming hulpsheriff. Charlie laat het jachtgeweer los en rent terug naar de Packard. Intussen is Caril uitgestapt. Zij stort zich in de armen van de hulpsheriff: “Help me! Ik word gegijzeld door Charlie Starkweather!”

Charlie gaat er met piepende banden vandoor. Op de hielen gezeten door een steeds groter aantal politiewagens. Zo raast de colonne met steeds hoge snelheid over het platteland van Wyoming. Agenten openen het vuur op de Packard. Enkele schoten zijn raak, glassplinters doorboren Charlies linkeroor.

Dat blijkt voldoende. De Packard komt tot stilstand in de berm. Charlie stribbelt niet tegen als agenten hem in de boeien slaan. Sterker nog, onderweg naar het politiebureau bekent hij al babbelend op de achterbank alle moorden. “Cool as a cucumber,” zou een van de dienders later getuigen.

Caril, op haar beurt, is in shock. Ze stelt vreemde vragen: “Waar zijn mijn ouders? Kan ik hen bellen?” Wat ook opvalt, is dat ze inderdaad de jas van mevrouw Ward draagt. “Is dit geen fijne jas?” vraagt ze na haar arrestatie aan de vrouw van de sheriff, die zich over haar heeft ontfermd.

Trigger happy

De strafzaak vindt plaats in Lincoln, in het gerechtsgebouw pal naast de gevangenis waarin Charlie en Caril in voorarrest zitten. Dat Charlie schuldig is, staat buiten kijf. Hij tekent een 213 pagina’s tellende verklaring. Ja, hij doodde ze alle elf. Maar, uit zelfverdediging. En Caril zou onschuldig zijn. Zij had nergens iets mee van doen.

Tekst loopt verder onder de video

Maar dan krabbelt Charlie terug. Caril zou net zo schuldig zijn als hij. Zij was het bijvoorbeeld die Merle Collison doorzeefde – niet hij. Sterker nog, Charlie verklaarde nog nooit iemand te hebben gezien die zo trigger happy was als zij.

Charlie ondergaat verschillende leugendetectortests. Ze bevestigen allemaal zijn versie van de moorden. Maar helaas voor hem zijn de tests niet toelaatbaar in de rechtszaal. Al denkt geen enkele rechtbankverslaggever dat Caril onschuldig is. Haar verklaring – dat ze Charlies gijzelaar was – wordt nauwelijks geloofd, al was het maar omdat uit reconstructies blijkt dat zij vele mogelijkheden had om te vluchten.

Zo kantelt langzaam maar zeker het beeld. Mogelijk was Caril de kwade genius. Samen zouden ze aan een folie-à-deux lijden. Een gedeelde psychotische stoornis, waarbij de ‘onderdanige’ binnen een relatie de wanen van de ander overneemt. Maar niemand die het zeker weet. Zowel Caril als Charlie tonen geen enkele emotie of berouw tijdens de rechtszaak. Sterker nog, Charlie lijkt te genieten van alle aandacht. Eén van zijn opmerkingen (“When you’re dead, everybody is equal”) voedt de theorie dat hij jaloers is op iedereen die belangrijk of succesvol is. Maar nu is het eindelijk zijn beurt. Hij poseert als een filmster voor de vele persfotografen, elke keer als hij de rechtszaak binnen wordt geleid. Steeds met een sigaret, nonchalant bungelend tussen de lippen. Ja, hij is nu een celebrity. De wereld kent zijn naam. Het is hem gelukt! 

Na een proces van twee maanden worden Charlie en Caril schuldig bevonden aan elfvoudige moord. Beiden krijgen de doodstraf, maar omdat Caril minderjarig is, wordt haar straf omgezet in levenslang. Charlie, inmiddels 20 jaar oud, heeft minder geluk. Hij wordt ruim een jaar later, op 25 juni 1959, geëxecuteerd. Vier minuten nadat hij de executieruimte betreedt, is hij dood. Zijn laatste woorden: “What’s the rush?”

Twaalfde slachtoffer

En Caril? Zij wordt in 1976, na 18 jaar cel, vervroegd in vrijheid gesteld. Ze houdt tot de dag van vandaag vol dat ze onschuldig is. Ze ondergaat zelfs een leugendetectortest op nationale televisie, die haar versie van de killing streak ondersteunt. En ja, er waren momenten waarop ze inderdaad had kunnen ontsnappen. Maar dan zou Charlie haar familie hebben vermoord. Wat kun je in alle redelijkheid verwachten van een veertienjarig meisje?

Caril wijst met een beschuldigende vinger naar de pers. Amerikanen houden van outlaws, van wapens, van seks, van romance. Kortom, van iedereen die fuck you zegt tegen de maatschappij. Voor de media moesten zij en Charlie een Bonnie & Clyde-achtig stel zijn. En ‘dus’ was ook zij medeplichtig. Terwijl Caril enkel Charlies twaalfde slachtoffer was. Het is een theorie die recentelijk de vierdelige documentaireserie The 12th Victim opleverde.

Rijst als vanzelf de vraag: hoe zat het nu werkelijk? Het antwoord is tamelijk frustrerend: we zullen het nooit weten. Immers, de enige getuige van de 11 moorden die nu nog in leven is, is Caril Ann Fugate zelf.

Luuk Koelman
Luuk Koelman

Columnist (o.a. voor Nieuwe Revu), ghostwriter en schrijfcoach. Ik werk voor mensen die graag schrijven én voor mensen die liever niet schrijven.

Abonneer je op mijn gratis nieuwsbrief!