Het internet uit de oude doos

Afgelopen maand was het dertig (!) jaar geleden dat de eerste commerciële website uit de geschiedenis online kwam: PizzaNet, onderdeel van PizzaHut.com. Naar aanleiding van dit heuglijke feit vieren we het internet uit de oude doos. De nostalgie van de jaren negentig, toen ‘online’ nog het kroondomein was van nerds en geeks…

Ach ja, de jaren negentig. De digitale prehistorie. Dat waren nog eens andere tijden! Heel Nederland kon bijvoorbeeld op televisie zien hoe een 11-jarig meisje toenmalig minister-president Wim Kok probeerde uit te leggen hoe een computer werkte. Waarop Kok (“kun je een beetje helpen dan?”) de muis oppakte (“oh, een pijltje”) om daarmee, met gestrekte arm, richting het computerscherm te klikken. Alsof het een afstandsbediening was.

Ja, dat was lachen. Maar tegelijkertijd vroeg zo’n beetje half Nederland zich af wat die raadselachtige ‘a’ met een cirkel eromheen eigenlijk betekende? Je zag ze op stickertjes die op de allereerste computers zaten; bureaubakbeesten waar je van die grote, slappe floppy’s in moest stoppen als je een paar kilobytes wilde opslaan.

Het duurde even voordat mensen begrepen dat die ‘a met de cirkel er omheen’ zoveel als ‘at’ betekende. En niet ‘about’, zoals velen aanvankelijk dachten. Goed om te weten, maar wat moest je nu met dat World Wide Web? En verdikkeme, behalve ‘at’ had je nog meer twee- of drielettertermen. Zoals ‘dot’. En wat is een ‘FAQ’? En ‘IRL’? Ja, er stond wat nieuws te gebeuren. Er broeide iets. Maar wat?

Pizza Hut

12 augustus 1994. Pizza Hut, opgericht in 1958, lanceert – naar eigen zeggen – de allereerste commerciële webpagina uit de wereldgeschiedenis: PizzaNet. Wie wil, kan voortaan online een pizza bestellen.

Inderdaad, de pizza was het allereerste voorwerp dat via internet werd verkocht. Dus nee, niet een VHS-pornotape. En ook geen drugs. Gewoon een pizza. Al was dit allereerste staaltje e-commerce een simpel online formuliertje waar je je naam, adres en telefoonnummer kon invullen. Daarna werd je teruggebeld. Allemaal tamelijk low tech dus. Maar revolutionair was het wel.

Zó revolutionair zelfs dat een jaar later de speelfilm The Net verscheen, waarin Sandra Bullock in de openingsscène warempel online een pizza bestelt. In retrospectief misschien wel de meest iconische scène uit deze thriller. Een kijkje in de verre toekomst dat bleef hangen in het collectieve geheugen.

Tekst loopt verder onder de video

Het zorgde er ook voor dat ‘pizza’ en ‘baanbrekende nieuwe techniek’ onlosmakelijk met elkaar verbonden raakten. Dus was het allereerste product dat met Bitcoin werd betaald, ook een pizza! Twee pizza’s zelfs. Afkomstig van Papa John’s Pizza. Het was IT’er Laszlo Hanyecz die op zaterdag 22 mei 2010 maar liefst 10.000 Bitcoins neertelde voor twee pizza’s. Toentertijd waren die digitale muntjes bij elkaar slechts 41 dollar waard. Tegenwoordig zo’n half miljard dollar.

Maar toch moeten we hier een kleine voetnoot plaatsen. Sommige bronnen beweren dat het allereerste voorwerp ooit verkocht online, niet een pizza was, maar een CD van het Sting-album Ten Summoners’ Tales. Het zilverkleurige schijfje zou één dag eerder dan die pizza, op 11 augustus 1994, online zijn gekocht door ene Phil Brandenberger uit Philadelphia. De online marktplaats waar hij zijn aankoop deed, heette Net Market Company en Phil betaalde met zijn creditcard. Enfin, dat mogen de internetarcheologen lekker uitzoeken…

Yahoo!

We blijven nog even in 1994. Toen het internet nog behapbaar was. En makkelijk te overzien. Vanaf januari dat jaar hielden twee studenten, Jerry Yang en David Filo, een zogenaamde top-down directory van het gehele internet bij. Netjes onderverdeeld in categorieën zoals sport, kunst, nieuws en meer. Een portaalsite dus. In eerste instantie met de welluidende naam Jerry and David’s guide to the World Wide Web. Twee maanden later veranderden ze de naam in Yahoo! Directory, waarbij Y.A.H.O.O. stond voor: Yet Another Hierarchically Organized Oracle (‘Weer een hiërarchisch georganiseerd orakel’). En dat uitroepteken was ook onderdeel van de naam. Het benadrukte ‘de energie en het enthousiasme van het bedrijf’.

Hoe dan ook, in de jaren negentig, toen gebruikers nog hun draai moesten vinden online, was deze handpicked aanpak van onschatbare waarde. Er was nauwelijks een alternatief. Oké, je kon boeken kopen (ja, de echte, van papier) met daarin lange lijsten met websites. Of tijdschriften met daarin artikelen die koppen droegen als De 50 beste websites van het web.

Sterker nog, veel mensen (vooral Amerikanen) hadden thuis de vuistdikke Internet Yellow Pages. Zeg maar de Gouden Gids van het Internet. Het beste wat het World Wide Web te bieden had, maar dan gedrukt op papier.

Logisch dus dat Yahoo’s directory zo populair was – en dat ook lange tijd bleef. In 1998 had de directory bijna 100 miljoen pageviews per dag en werkten honderden Yahoo-medewerkers er fulltime aan. Maar het internet werd groter en groter en groter. Tot het eind 2014 niet meer te behappen was en de directory een zachte dood stierf.

Zoekmachines

Iedereen moest dus nog wennen aan het internet. Gebruikers konden alle hulp goed gebruiken om orde te scheppen in de digitale chaos. Aanvankelijk was AltaVista (1995) dé zoekmachine. Maar die toonde enkel webpagina’s als de ingevoerde zoekterm ook in de titel stond. Of in de eerste alinea. Verder ging het indexeren niet. Behoorlijk oppervlakkig dus.

Daar moest wat aan gedaan worden, vonden Sergey Brin en Larry Page, twee studenten van de Stanford University. Het algoritme dat zij introduceerden, indexeerde daarom niet alleen de complete website, maar keek ook hoe vaak een woord voorkwam op afzonderlijke webpagina’s én hoe vaak andere sites naar de bewuste pagina linkten.

Hoe dan ook, hun zoekmachine zag in 1996 het levenslicht, aanvankelijk enkel op de website van de Stanford University. En de eerste twee jaar onder de werktitel BackRub, om daarna omgedoopt te worden in… Google. Een verbastering van het woord ‘googol’, de aanduiding voor een 1 met honderd nullen. Google ontsloot het internet zo goed, dat het een werkwoord werd: googelen. In 2004 volgde de beursgang en de rest is geschiedenis.

Offline

Ja, medio jaren negentig waren mensen nog offline. Dat was de opus operandi. Wilde je ‘online gaan’, dan moest je dat doen door via je telefoonlijn ‘in te bellen’ met je modem: Grzhshhhhsh… zzhshhhhhh… Ba-ding, ba-ding… chrrrrr… Een gekraak, geruis en gepiep van jewelste, dat altijd zo’n halve minuut duurde. Eenmaal online, was je dus telefonisch onbereikbaar. Vandaar dat de allereerste smartphones (die baksteentjes) gretig aftrek vonden bij hardcore internetters.

Hoe dan ook, als je iemand tegenkomt die van grzhshhhhsh… zzhshhhhhh… Ba-ding, ba-ding… chrrrrr… zijn ringtone heeft gemaakt, dan weet je dat je met een echt internetfossiel van doen hebt.

Tekst loopt verder onder de video

Surfen

Wat deden mensen dan online, medio jaren negentig? Nou, surfen natuurlijk! Ja, dat bestond toen nog. Je ging naar een website, wachtte meestal zo’n seconde of twintig tot die geladen was en klikte dan op een van de vele hyperlinks. En zie: een volgende pagina laadde zich! Een wonder! Als je geluk had zelfs weer binnen een halve minuut. Dat wil zeggen, als er niet te veel afbeeldingen op stonden, want die laadden altijd regel voor regel, een beetje zoals een oude printer printte.

En zo hopte je verder, van de ene site naar de andere. Daarom heette het ‘surfen’. Alsof je van de ene golf op de andere sprong. Om uiteindelijk terecht te komen op de meest vreemde plekken online.

Surfen was zelfs zo populair, dat er random site locators ontstonden. Pagina’s met één grote button. Klik erop en je werd naar een willekeurige website gebracht. Hartstikke handig, want de meeste websites hadden toentertijd helemaal geen korte, pakkende domeinnaam. Nee, ze bestonden uit ellenlange, complexe namen, met altijd een tilde ~ erin. Iets als: minyos55.xx.rmit.edu.au/~s95078/

Een ramp om in te typen. Maar niemand die daarover klaagde. Want niet zolang daarvoor, eind jaren tachtig, zat er niets anders op dan IP-adressen in te tikken. Zoals 54.76.43.942. Ook bookmarks bestonden nog niet. Daarom hadden heel veel mensen die toen al op internet zaten, een rolodex vol met lastige URLs en IP-adressen naast hun monitor.

Persoonlijke homepage

“Hallo, ik ben Kees en mijn hobby is vliegvissen.” Ja, mensen vraten dergelijke websites! Maar het meest populair was toch wel de homepage van ene Mahir. Een pagina met de welluidende welkomsttekst:

This is my page …….

WELCOME TO MY HOME PAGE !!!!!!!!

I KISS YOU !!!!!

De site was van een wat exotische Turkse leraar met de naam Mahir Cagri. Hij werd beroemd om zijn gebrekkige Engels en het enthousiasme waarmee hij over zichzelf vertelde:

My tall 1.84 cm (6.2 feet) My weight 78 kg.

My eyes green . I live alone !!!!!!!!!

I have home – car ……

Alle dames nodigde hij van harte uit om hem in Turkije te komen bezoeken. Enfin, niemand die zijn pagina (we schrijven het jaar 1998) überhaupt vond. Tot hij een jaar later, van de ene op de andere dag, de populairste man op het World Wide Web was. Hoe dat kon? Zijn homepage was viral gegaan – een uitdrukking die toentertijd nog niet eens bestond. Kun je nagaan!

Zo werd Mahirs website een van de eerste internetmeme’s, met allerlei onverwachte gevolgen. Zijn foto’s verschenen bijvoorbeeld op tal van parodiewebsites, zodat op een bepaald moment niemand meer wist wat nu de ‘echte’ Mahir-website was. En om het allemaal nog erger te maken; hackers bestonden toen ook al. Dus op een dag verscheen het zinnetje “I Like Sex!!!” prominent op zijn website. Arme Mahir. Boze tongen beweren zelfs dat Borat, dat typetje van Sacha Baron Cohen, op hem is gebaseerd.

Vandaag de dag lijkt het internet zich te concentreren rondom een handvol websites. Je regelt je bankzaken, checkt je sociale media, leest heel misschien nog even het nieuws online (vreugdeloos door nu.nl scrollen) en dat is het dan. Want waar zijn ze gebleven, de kleine, particuliere homepages? De ontelbare blogs? Weg zijn ze, al die pareltjes met een visitors counter; zo’n analoog uitziend tellertje dat het aantal bezoekers bijhield. Plus natuurlijk een gastenboek waar iedereen een aardig berichtje achterliet. Precies zoals je deed in het gastenboek van een knus hotelletje. Sterker nog, veel van dergelijke website waren indertijd eindeloos under construction, meestal met een tekeningetje van een opengebroken weg. Zie je ook nooit meer. Alles is weg, verdwenen. Is dat niet raar? “Pas op met wat je online zet, want het zal voor eeuwig blijven bestaan,” roept iedereen altijd. Maar niets is minder waar.

Tekst loopt verder onder de video

Downloaden

Kwam je midden jaren negentig op het onzalige idee om met je 14.4k modem een bestand te downloaden? Dat kon je dan maar beter ’s avonds doen, vlak voor het slapen gaan. Met een beetje geluk was het dan de volgende ochtend binnen. Mede daarom had op kantoor iedereen een boek of tijdschrift naast zijn toetsenbord liggen. Had je tijdens het downloaden (over 1 MB deed je al zo’n tien minuten), tenminste iets te doen.

Maar toen…! Toen kwamen de 28.8k modems en daarna – het was nauwelijks te bevatten – de 33.6- en 56k modems. State of the art technologie! Niet heus natuurlijk, maar wat voelde het snel aan!

Ter vergelijking: tegenwoordig download je een file die 1 GB groot is binnen een halve minuut. Met de snelste inbelmodems kostte je dat indertijd dik twee dagen.

Napster

Over downloaden gesproken. Wie herinnert zich Napster nog? Een van de allereerste peer-to-peer-diensten. De schrik van de platenindustrie die destijds (we schrijven nu het jaar 1999) Spotify nog láng niet had uitgevonden.

Maar… de platenbazen verzonnen een list. Het gevolg? Hele volksstammen die meenden het nieuwe album van Madonna illegaal binnen te hebben gehengeld. Om er vervolgens achter te komen dat ze na een nacht downloaden de trotse bezitter waren van een mp3-bestand met daarop, bijna eindeloos achter elkaar gemonteerd, het beroemdste zinnetje van de jaren negentig: “I did not have sexual relations with that woman, Miss Lewinsky.”

Enfin, tegenwoordig is er Spotify en swipe je bijna achteloos binnen enkele seconden door het nieuwe album van Taylor Swift. Napster bestaat overigens nog steeds en is nu een muziekstreamingsite waarvoor je maandelijks moet betalen om legaal toegang te krijgen tot nummers. Bah, wat saai. Dan is alle lol er wel af!

De allereerste webcam

Nu heeft zo’n beetje elke deurbel of laptop een ingebouwde webcam, vanzelfsprekend aangesloten op het internet. Werkelijk overal zijn webcams te vinden: gevangenissen, vogelnestkastjes, rotondes, bergtoppen, autodashboards, operatiekamers, het meer van Loch Ness en zelfs her en der een openbaar toilet (wat dan heel officieel ‘cameratoezicht’ wordt genoemd).

Ooit, in 1993, begon het met een webcam die medewerkers van het computerlab van de universiteit van Cambridge in staat stelde om het koffiezetapparaat te monitoren. Want niemand wilde tevergeefs naar het apparaat lopen voor een bakkie troost. Eigenlijk was het niet eens een echte webcam. Dat wil zeggen, de camera maakte elke twintig seconden een foto. En dat was het dan. Best wel saai eigenlijk. Maar ja, toen wás het World Wide Web ook saai. Zo ontving het computerlab fanmail uit alle hoeken van de wereld. Onder andere uit Japan, met de vraag of misschien ’s nachts een lampje aan kon, zodat de koffiepot ook door mensen in andere tijdzones bekeken kon worden.

De webcam bleef online tot 2001 en verwelkomde in die acht jaar, naast enkele miljoenen (!) online bezoekers, vier nieuwe koffiekannen. Het allerlaatste plaatje dat de webcam van het koffiezetapparaten schoot, toonde een vinger op de uitknop. En iedereen pinkte een traantje weg…

Tekst loopt verder onder de video

Shockwebsite

Wilde je in de tweede helft van de jaren negentig iets onsmakelijks zien online? Dan moest je op zoek naar shockwebsites zoals Rotten.com (motto: Pure evil since 1996). Boordevol onthoofdingen, stoffelijke overschotten op autopsietafels, treinspringers, afgereten ledematen en plassen lijkvocht. Alles kon je er vinden; van morbide foto’s van een man onthoofd door een helikopter tot kiekjes van een pagegaai op een stijve penis. Kortom: what has been seen cannot be unseen. De site stopte in 2012, na een groot aantal rechtszaken.

Tegenwoordig vind je de inhoud van rotten.com gewoon overal online, op X (voorheen Twitter) of op Telegram-kanalen. Zie je bijvoorbeeld graag zware auto-ongelukken? Dan is YouTube je vriend. Of toch maar Russische en Oekraïense soldaten die door drones worden opgeblazen? Daarvoor moet je op Telegramkanalen zijn. Maar ach, anno nu kijkt nauwelijks iemand op van een verkoolde soldaat in een uitgebrande tank. Meestal staat er dan een tekstje onder als: don’t try this at home. Maar voor wie het toch nog allemaal eens wil herbeleven, de gehele inhoud van rotten.com is gearchiveerd: rottenlibrary.net

Het allereerste internet
Op 29 oktober 1969 werd aan de westkust van de VS de voorloper van het internet geboren: Arpanet. Dat wil zeggen: voor het eerst in de geschiedenis werd een bericht verstuurd van de ene computer naar de andere. Om precies te zijn van de Universiteit van Californië naar het Stanford Research Institute. Het bericht bevatte slechts twee letters: ‘LO’. Eigenlijk had het hele bericht ‘LOG IN’ moeten zijn, maar voordat de derde letter verzonden kon worden, crashte de verbinding. Twee maanden later was echter al behoorlijk wat vooruitgang geboekt. Toen waren de vier computers van evenzoveel Amerikaanse universiteiten met elkaar verbonden. Een computernetwerk dus. Wel heel klein. Maar het internet was geboren.

Bert is Evil

Jarenlang was internet nog zo nieuw, dat er nauwelijks iets te lachen viel. Maar in 1997 was daar opeens Bert, het maatje van Ernie, uit Sesamstraat. Nota bene op een foto naast Adolf Hitler. Of samen met Osama Bin Laden – toen, in 1998, nog een relatief onbekende terrorist. Of Bert, tussen het publiek in Dallas terwijl John F. Kennedy langsrijdt. En Bert als de Unabomber. Reuze fascinerend omdat het allemaal net echt leek. Ja, dat was wat in die tijd, toen alleen echte nerds nog van Photoshop hadden gehoord.

Totdat de realiteit de grap inhaalde. In oktober 2001 (vlak na 9/11) dook een afbeelding van Bert en Osama Bin Laden op bij een pro-Osamabetoging in Bangladesh. Toen besloot Dino Ignacio, de man achter de Bert is Evil-website, alles offline te halen. Nu Bert de overstap had gemaakt naar de echte wereld, was de lol er af: “I feel this has gotten too close to reality.”

Hot Or Not

Nee, sociale media bestonden nog lang niet in de jaren negentig. Maar de voorlopers waren er al. Zoals HotOrNot.com, gestart in oktober 2000. De verre voorouder van Tinder – maar ook van Facebook dat in 2003 begon als Facemash.com. Hoe dan ook, binnen twee weken na lancering had HotOrNot al 2 miljoen pageviews per dag, dus blijkbaar was er vraag naar.

Vele varianten zagen daarna het levenslicht. Nog geen jaar later was daar bijvoorbeeld RateMyPooHave You Ever Brewed One So Awesome That You Just Had To Show The World? Then Here Is Your Chance To Shine! Oftewel: Heb je ooit zoiets geweldigs gebrouwen dat je het gewoon aan de wereld móét laten zien? Dan is dit je kans om te schitteren! 

Eerlijk is eerlijk, het oude internet was op sommige vlakken zijn tijd ver vooruit. Bij RateMyPoo begrepen ze decennia geleden al dat we op het toilet in essentie allemaal 3d printers zijn. Gelukkig bestaat er wel nog een subreddit met dezelfde naam. reddit.com/r/ratemypoo/

Hoe YouTube werd geboren

Nee, niet jaren negentig, maar toch, we kunnen er niet omheen. Het is ergens medio 2005 en iemand vraagt je: “Heb je al van YouTube gehoord?” En jij schudt je hoofd. Het blijkt een site te zijn waar iedereen video’s kan uploaden. Aanvankelijk mochten die niet langer zijn dan 10 minuten, en had je dus video’s met part 1, 2, 3 en zo verder. Maar het was allemaal awesome en ook nog eens ad-free.

De directe aanleiding was het optreden van Janet Jackson en Justin Timberlake, tijdens de Super Bowl in 2004. Waarbij, oh die goede oude tijd, Janet’s ontblote rechterborst heel even, voor minder dan een seconde, in beeld was. Met op haar tepel iets wat op een juweel leek, al kan het ook een sticker zijn geweest. Nipplegate was geboren. Tweehonderdduizend klachten regende het. Maar tegelijkertijd wilde iedereen ook nog eens in alle rust die borst bezichtigen. Misschien zelfs even het beeld pauzeren. En hopla, het idee voor YouTube was geboren. Geef het publiek de mogelijkheid om zulke iconische momenten te uploaden én te delen. Dat YouTube vandaag de dag nog roomser is dan de paus en zelf het f-woord een no-go is, vergeten we voor het gemak maar even…

Gmail

Even terug naar de apenstaart uit het begin van dit artikel. Er was een tijd dat mensen helemaal opgewonden raakten als er een getalletje naast hun inbox-folder verscheen. Een mail in de digitale brievenbus! Wie weet van iemand aan de andere kant van de wereld! Nee, niemand die toen kon bevroeden dat het dertig jaar later precies andersom zou zijn. Nu wil iedereen een inbox-zero en is elke mail er een te veel.

De wereld kende in de beginjaren van het internet alleen nog maar Yahoo Mail en Hotmail. En Google dan? Google lanceerde op 1 april 2004 (iedereen dacht aanvankelijk aan een grap) een eigen e-maildienst: Gmail. Met maar liefst één gigabyte opslag. Dat was oneindig veel ruimte in die tijd: 500 keer meer dan wat bijvoorbeeld Hotmail bood. Met als gedachte dat je dan nooit meer een mailtje hoeft weg te gooien. Revolutionair!

Maar, alleen via invites! Iemand die al Gmail heeft, moet je uitnodigen. Heel slim van Google, om op deze manier kunstmatige schaarste te creëren. Welgeteld duizend opinion leaders kregen een account. Daarna was de hype compleet. Op eBay gingen invites voor Gmail zelfs voor 250 dollar per stuk van de hand.

Maar ook dat is geschiedenis. Tegenwoordig telt Gmail zo’n 1,8 miljard actieve e-mailaccounts. Degenen die er vroeg bij waren, zijn nog steeds te herkennen. Zij hebben een Gmail-account met hun eigen naam, zonder rare getalletjes. 

Internet als AI
Wat heeft het internet een ontwikkeling doorgemaakt! Het World Wide Web komt van ver, zogezegd. Dat stemt tot nadenken. Misschien is het internet uit de jaren negentig wel heel goed te vergelijken met AI zoals wij dat nu kennen. Nog steeds in de kinderschoenen, dus soms grappig en af en toe lichtelijk verontrustend.

Wat zal het gaan brengen? Niemand die het weet. Precies zoals medio jaren negentig ook niemand het internet van 2024 kon voorspellen. Dus ben je te jong om je het ‘oude’ internet te herinneren? Geen nood, over dertig jaar komen we met een artikel over de begintijd van AI.

Luuk Koelman
Luuk Koelman

Columnist (o.a. voor Nieuwe Revu), ghostwriter en schrijfcoach. Ik werk voor mensen die graag schrijven én voor mensen die liever niet schrijven.

Abonneer je op mijn gratis nieuwsbrief!