Had ik het maar nooit gedaan

Ik kom niet vaak genoeg bij het graf van mijn moeder. Acht jaar is ze nu dood. Ik zou vaker moeten gaan, de boel goed schoon houden. Dat vond ze belangrijk.

Mama was altijd zo hulpvaardig. Niets was haar te veel. Alhoewel, misschien is dienstbaar een beter woord. Mama was zo dienstbaar dat ze bijna als vanzelf je ondergeschikte werd, als je niet uitkeek. Dienstbaar en ondergeschikt. Daarom duurde haar hopeloze huwelijk meer dan 25 jaar. Mama bleef omdat ze dienstbaar was naar haar kinderen toe.

Op de dag dat ik, de jongste, ging studeren en het ouderlijk huis verliet, trok zij de deur achter zich dicht. Met niets meer dan een koffertje in de hand. Ze belandde in Eindhoven, in een eenkamerappartement voor senioren.

Diep gelovig als ze was, werd ze vrijwilligster in de kerk. Mama zette koffie en poetste. Ze boende de preekstoel en schrobde de kerkvloer. Want dat was het enige wat ze echt goed kon, vond ze. En mensen hulp aanbieden. Ook hierin kende haar dienstbaarheid geen grenzen. Ik denk niet dat ze één iemand in de kerk waar ze poetste, geen hulp heeft aangeboden. Wanneer je met haar praatte, vloeide het aanbod bijna als vanzelf over haar lippen. Als ze kon helpen, voelde ze zich op haar best. Als die ander blij was, was zij dat ook.

Maar mama was ook onzeker en nerveus, want sommige mensen maakten handig gebruik van haar dienstbaarheid. Je kon het hen nauwelijks kwalijk nemen. Er leek geen rem op te zitten. Soms wrong mama zich bijna moedwillig in die rol, wanneer mensen in eerste instantie de boot afhielden.

Op een dag stuurde ik haar op assertiviteitstraining. Opkomen voor jezelf, heette de cursus in het buurthuis, speciaal voor vrouwen. Mama wilde niet, ze was zeventig – wat kon zij nu nog leren? Ze werd al nerveus bij de gedachte. Maar ze moest, van mij. Ik bleef aandringen. Een nee accepteerde ik niet. Uiteindelijk ging ze. Het was één avond in de week, vijftien weken lang.

In de zomer lag de cursus drie weken stil. Ik stuurde haar een week op vakantie naar Duitsland, samen met de moeder van mijn toenmalige vriendin. Als beloning, omdat ik zo trots op haar was dat ze de cursus deed.

Maar mama wilde niet op vakantie. Ze sputterde tegen, zei dat ze veel liever thuis bleef. Omdat ik alles voor haar betaalde (ze had enkel AOW) vond ik dat ze niets had in te brengen. Dus daar ging ze.

Na haar vakantie duurde de cursus nog enkele weken. Mama telde de avonden af. De hele week stond ze strak van de spanning. Het beheerste haar hele bestaan, zo moeilijk vond ze de assertiviteitstraining.

Ik weet nog hoe blij ze was toen de cursus er uiteindelijk op zat. Haar leven nam weer zijn normale gang. Mama leek niet veranderd. Ze bleef net zo kwetsbaar als ze altijd al was. Soms leek het wel alsof ze nóg kwetsbaarder was geworden. Ze ging elke dag naar de eucharistieviering. Twee keer per week boende ze de preekstoel en schrobde ze de kerkvloer.

Tot reuma roet in het eten gooide en ze enkel nog op zondagochtend naar de kerk schuifelde. Zo maakte ze de laatste tien jaar van haar leven vol. Klagen deed ze nooit. Op een ochtend zat ze dood in haar stoel, in haar seniorenflat, met haar pyjama nog aan.

In de dagen na haar overlijden vond ik in haar huiskamerkast haar cursusaantekeningen. Ik begon te lezen. Op de eerste avond noteerde ze:

Wat wil ik op deze cursus leren? Steviger worden, niet over me heen laten lopen, opkomen voor mezelf.” Wat verder: “Ik ben een vrouw die het fijn vindt als het een ander goed gaat, iemand die vlug met anderen meeleeft. Ik kan voor een ander vechten of opkomen, maar voor mezelf niet.”

Haar liefste wens: een keer als leek op de preekstoel die ze altijd boende, een Bijbeltekst voorlezen. Net als de andere dames in de kerk. Dát was waarvoor ze de cursus deed. “De cursusleidster zegt steeds: als de assertiviteitstraining voorbij is, kun je dat wel. Iedereen is de eerste keer nerveus.”

Ook haar jeugd, waarin ze de dienstmeid was van haar eigen ouders, komt aan bod:

Ik moest altijd nuttig bezig zijn, mocht van mijn moeder nooit een boek uit de kast nemen. Altijd maar kousen stoppen ’s avonds. Mijn vader zei wel eens: wat heb je dat mooi gedaan. Waardoor ik nog beter mijn best deed, want pluimpjes kreeg ik anders nooit.”

Mijn ogen liepen vol. Nu begreep ik waarom mama met de eerste de beste man was getrouwd die ze tegenkwam. En over haar leven in de seniorenflat:

Ik heb in al die jaren zoveel mensen geholpen. Maar als je hen niet blijft helpen, is het niet goed. Er zijn van die dingen die ze bij mij neerleggen, maar dat is niet zo, dat is het probleem van een ander. Dat moet ik me goed realiseren. Mensen uit de seniorenflat die iedere morgen en middag in de recreatiezaal zitten, vinden dat iedere bewoner geregeld beneden moet komen om te klaverjassen en te roddelen. Ik houd daar niet van. En als je een stoel neemt, dan is die plaats steeds bezet voor een ander. Als ik echt hulp nodig zou hebben, weet ik niet bij welke bewoonster ik zou kunnen aankloppen.”

Ook verhaalt ze over mij. Ik lees het huilend. Mama vertelt de cursusleidster dat ze helemaal niet op vakantie wil. Maar hoe moet ze me dat nu duidelijk maken? In haar aantekeningen lees ik de redenen die ik niet wilde horen:

Ik heb liever dat mijn zoon het geld aan zichzelf besteedt. Aan bijvoorbeeld een grote kast voor in de kamer of een wasmachine met wolwasprogramma, maar hij zegt steeds: ik geef niets om die spullen. Ik ga veel liever iedere dag naar de eucharistieviering, want daar ontvang ik de kracht en de sterkte die ik nodig heb. Het is voor mij een veel te grote overgang, van een fijne vakantie naar weer alleen te zijn.”

Is er ook een reden wél op vakantie te gaan, vraagt de cursusleidster.
Ik zou het echt niet weten, behalve dan om mijn jongste zoon een plezier te doen.”
In haar allerlaatste cursusaantekening heeft mama het over haar liefste wens, een tekst voorlezen in de kerk: “Ik zou steeds moeten denken: ik kan het. Dan lukt het misschien wel bij velen, maar bij mij…..????”

En daaronder, dik onderstreept, in koeienletters: “EINDE CURSUS

Ik brak. Dat het zo erg was, ik wist het niet. De cursus had effect gehad – maar niet het effect dat ik wilde. Mama had de moed opgegeven. Ze was tot het inzicht gekomen dat ze het nooit zou kunnen, voorlezen in de kerk. Ik had haar haar droom ontnomen, klootzak die ik was.

Ik huilde en huilde. Nu begreep ik het pas. Arme mama. Het spijt me zo, van die vakantie en die stomme rotcursus. Had ik het maar nooit gedaan.

Luuk Koelman
Luuk Koelman

Columnist (o.a. voor Nieuwe Revu), ghostwriter en schrijfcoach. Hij werkt voor mensen die graag schrijven én voor mensen die liever niet schrijven.

Abonneer je op mijn gratis nieuwsbrief!