Geachte mevrouw Thieme, hier Willem-Alexander. Ik vernam dat u Kamervragen heeft gesteld omdat ik afgelopen weekend langs de Dinkel, een rivier in Twente, op eenden heb gejaagd. U bent boos en eist excuses. U plaatst me zelfs op één lijn met de Spaanse koning Juan Carlos die illegaal op olifanten jaagt. Toe maar! U begint al een echt politicus te worden.
Excuses dus. Welnu, dat is geen enkel probleem. Ik zeg altijd maar zo: kleine moeite, groot plezier. Alleen: aan wie mijn excuses te maken? Toch niet aan u persoonlijk, mag ik hopen – of aan uw Partij voor de Dieren. U en uw partij heb ik immers niet benadeeld door op eenden te jagen. Integendeel, u was er als de kippen bij met uw persmomentje, zo vlak voor de verkiezingen. Aan wie dan wel? Het Nederlandse volk? Prima! Mits u mij duidelijk maakt welk onrecht ik zestien miljoen Nederlanders heb aangedaan door op het Twentse platteland een eend te schieten. Hadden ze me wellicht liever met een oranje toiletpot zien gooien, mikkend op een fles WC-eend? Is dat het? Mevrouw Thieme, wat doe ik fout? Ik heb werkelijk waar geen idee. Ik houd mij tijdens de jacht strikt aan de Nederlandse Flora- en Faunawet. Voor mij is een geschoten eend het ultieme stukje scharrelvlees. Dat zou u toch moeten aanspreken. Of ziet u liever dat ik een eend bij de poelier bestel? Zo’n in gevangenschap gefokt en geslacht exemplaar? Moet u mij eens vertellen welk van de twee het beste leven heeft gehad. Weet u wanneer ik u wél had begrepen? Wanneer ik voor het oog van de natie een plofkip had verorberd. Ja, dan had u een punt gehad: een prins die geen enkele moeite heeft met de bio-industrie.
Enfin, blijven enkel de eenden zelf over. Ja, hen heb ik benadeeld. Daarom ben ik, teneinde aan uw verzoek te voldoen, wederom naar de Dinkel gereden. Ik ben het riviertje in gelopen, gekleed in een waadpak dat tot mijn oksels reikte. Zwaaiend met mijn armen trachtte ik in contact te komen met een groepje eenden dat zich ophield temidden van een rietkraag. Ik weet niet of ze me nog herkenden. Terwijl ik langzaam dichterbij waadde, keken ze me uitdrukkingloos aan. Toen vlogen ze op. “Sorry hoor! Het spijt me echt!” riep ik hen nog na. Maar in alle eerlijkheid, mevrouw Thieme: ik had niet het idee dat ze op mijn excuses zaten te wachten.