De dood schopt alles in de war

Al die deskundologen op tv, de zelfbenoemde experts. Is er nog iets waarvan ze géén verstand hebben? Ja, de dood. Want wat valt er te vertellen over de dood? Eigenlijk niets, want welbeschouwd is daarover geen kennis voorhanden. Ook al bestuderen medici het stervensproces tot in detail, over de dood zélf weten ze niets.

Hoe langer je over de dood nadenkt, des te beter je beseft dat je niets weet. Op een of andere manier vind ik dat een hele troost. Neem nu bijna-doodervaringen. Sommigen beweren dat die tunnel van licht enkel een chemische reactie is in de hersenen. Maar dat geldt ook voor het menselijk bewustzijn als geheel; dat is ook niets meer dan een chemische reactie in het brein.

De dood schopt alles in de war. Voor ons, levenden, zijn er aan het eind twee smaken. Tenminste, zo is dat ooit door onszelf besloten. Óf de dood is het eindpunt, daar waar het peilloze niets begint. Óf het is een doorgang, het einde van iemands fysieke bestaan, maar het begin van een andersoortige existentie.

Whatever, denk ik dan.

Niemand is deskundig. We zijn allemaal gelijk in ons denken over de dood. Gelijk in onwetendheid. Vaak wordt gezegd, dat de overledene nu niet meer hoeft te lijden. Een rare uitspraak, want voor de doden is wel of niet lijden überhaupt geen thema. Al was het maar omdat niets voor hen een thema is. Niets, simpelweg niets. Dat is een woord waar levenden niets mee kunnen. Want alles in het leven draait om vooruitgang. Maar welke vooruitgang valt er te boeken in de dood?

En zo modderen we verder. Niemand weet wat de dood werkelijk is. Het is een leeg begrip. Alleen de dood maakt het leven mogelijk, heet het dan. Maar dat geldt net zo goed voor geboren worden. Geboorte en dood zijn de uitersten van het leven, de boekensteunen waartussen we het maar moeten zien te rooien. En dat is al moeilijk genoeg.

Het leven is bedoeld om te leven – en dood te gaan aan het eind. Nog zo’n cliché. Maar wie dood is, die is zich niet bewust van dat einde. Want zelf ben je er dan niet meer. Welbeschouwd gaat de dood dus aan overledenen voorbij. Nooit zullen zij de dood mogen ervaren. Dat maakt sterfelijkheid alleen maar van belang voor de levenden, de achterblijvers.

Maar voor hen is het onmogelijk om de dood beter te leren kennen. Ik denk omdat de dood helemaal niet gekend wíl worden. Misschien is dat de reden waarom we er liever niet over praten. Als je er welbeschouwd niets zinnigs over te vertellen hebt, kun je maar beter gewoon je mond houden.

Luuk Koelman
Luuk Koelman

Columnist (o.a. voor Nieuwe Revu), ghostwriter en schrijfcoach. Ik werk voor mensen die graag schrijven én voor mensen die liever niet schrijven.

Abonneer je op mijn gratis nieuwsbrief!