Het curieuze leven van de Brit William “Willy” Hitler. Het zwarte schaap van de familie, dat niet alleen aan de zijde van de geallieerden vocht, maar ook een leven lang worstelde met zijn achternaam. Eentje die in het ene land een vloek was en in het andere land een zegen…
Het is zondag 12 maart 1911. In Liverpool buigen Alois Hitler jr. en zijn Ierse vrouw Bridget Dowling zich over het wiegje met daarin hun eerste boreling: William Patrick Hitler. Roepnaam: Willy. Het stel is in de wolken met de kleine spruit. De trotse Alois speelt even met de gedachte om zijn halfbroer Adolf een telegram te sturen met het heuglijke nieuws dat hij oom is geworden. Maar dat voornemen schiet er door alle drukte bij in. Bovendien heeft Alois niet zoveel op met zijn zeven jaar jongere halfbroer. Hij vindt hem maar een gesjeesde kunstschilder. Beide mannen delen dan wel dezelfde vader, maar verder hebben ze weinig met elkaar gemeen.
Twee jaar eerder troffen Alois en Bridget elkaar in Dublin. Alois was ober in het Shelbourne Hotel, Bridget bestelde een drankje en van het een kwam het ander. Alois bleek een opportunist. Hij maakte de 17-jarige Bridget wijs dat hij een rijke hotelier was, in plaats van een simpele kelner. Bridget vergaf Alois zijn leugentje. Het stel trouwde en verhuisde naar Liverpool, naar een klein appartement op 102 Upper Stanhope Street. Niemand kon toen bevroeden dat ruim dertig jaar later, op 10 januari 1942, de Duitse Luftwaffe de geboorteplek van Hitlers neefje zou verwoesten. Bommen, welbeschouwd gedropt op bevel van oom Adolf.
Net zo’n snorretje
Terug naar de eerste levensjaren van Willy. De relatie tussen Alois en Bridget loopt spaak. In 1914, Willy is dan 3 jaar oud, neemt Alois de benen. Hij keert terug naar Duitsland, waar hij in het geniep (zie kader) hertrouwt. Willy Hitler wordt alleen door zijn moeder opgevoed.
Wanneer Willy 18 is, neemt hij de boot naar Duitsland om daar enige tijd met zijn vader door te brengen. Het is dan 1929. Alois runt een bierhal in Berlijn, alwaar de nazi’s kind aan huis zijn. Hij geniet van de wijze waarop zij hem begroeten: “Heil Hitler, Herr Hitler!” Alois vaart mee op de roem van zijn jongere halfbroer. Hij kopieert zijn maniertjes en kweekt zelfs een vergelijkbaar bloksnorretje. Daar, in die bierhal, hangt ook Alois’ zoontje Heinz rond, geboren uit zijn nieuwe huwelijk (zie kader).
Alois en Willy bezoeken de nazi-bijeenkomsten waar oom Adolf keer op keer de show steelt. Willy krijgt bij een van die meetings een door zijn oom gesigneerde foto. Gedrieën eten ze cake met slagroom, Hitlers favoriete gebakje. Willy is gefascineerd door de uitstraling en intensiteit van zijn “Onkel Alf.”
Eenmaal terug in Groot-Brittannië trekt Willy weer bij zijn moeder in. Hij werkt een aantal jaren als boekhouder, maar dat schenkt hem weinig voldoening. Hij wil meer. Willy besluit zijn beroemde oom te gelde te maken. Hij benadert de Britse pers en geeft zichzelf uit als de “Engelse neef” van Adolf Hitler, de rijzende ster van de Duitse politiek. Of Willy er kwaad mee bedoelde, niemand die het weet, maar Hitler is not amused. Hij haat elke vorm van publiciteit waarop hij geen invloed heeft. Dus draagt oom Adolf zijn neefje op om de artikelen te rectificeren en zich verder gedeisd te houden. Maar Willy weigert en dat valt niet in goede aarde.
Enkele jaren blijven Hitler en Willy op non-speaking terms. Intussen hebben alle artikelen waarin Willy uit de kast komt als het neefje van de Führer hem enigszins beroemd gemaakt, maar tegelijkertijd allerminst geliefd. Want hoe je het ook wendt of keert: hij is en blijft een Hitler. Geen Brit die hem nog wil inhuren, laat staan in dienst wil nemen. Het is immers een Hitler.
‘Mijn verschrikkelijke neef’
Zo duwt het Britse koninkrijk Willy weer min of meer richting Duitsland. Wanneer Hitler in 1933 dictator wordt, kiest Willy eieren voor zijn geld en zoekt weer contact met oom Adolf. De Führer strijkt met zijn hand over het hart. Willy is welkom. Na afloop van zijn bezoekje geeft Hitler hem 500 Reichsmark om het even uit te zingen en regelt een baantje voor hem bij de Reichskreditbank in Berlijn.
Maar Willy kan daar niet aarden. Ook als medewerker in een van de Duitse Opel-fabrieken en als autoverkoper redt hij het niet. Willy raakt gefrustreerd en wordt ongeduldig. Hij vindt dat oom Adolf wel eens een beter betaalde baan voor zijn neefje mag regelen. Eentje met meer aanzien.
Maar het ligt niet in de aard van de Führer om familieleden aan machtige baantjes te helpen, hoezeer Willy ook zeurt en smeekt. Volgens ingewijden vindt Hitler zijn neefje maar een opportunist. Hij noemt hem steevast “mein schrecklicher Cousin.”
Willy trekt intussen zijn eigen plan. Hij is nu, als het neefje van de Führer, een veelgevraagde gast op Duitse High Society Dinners. Een echte playboy. Daar klaagt hij tegen eenieder die het maar horen wil, dat zijn oom hem altijd dwarszit. Zo zou Hitler er hoogstpersoonlijk voor hebben gezorgd dat Willy geen geld naar zijn armlastige moeder in Groot-Brittannië kan sturen. Ook zijn doen en laten zouden door de Gestapo in de gaten worden gehouden.
Kortom, de spanningen tussen oom Adolf en zijn neefje lopen voor de zoveelste keer op. Willy besluit hoog spel te spelen en de zaak te forceren. Hij dreigt zijn oom met het onthullen van diens ‘grote geheim’ in de Britse pers. De Führer zou joods bloed hebben. Het is een gerucht dat niet waar is, maar het dreigement baart de Führer wel zorgen.
Weer wordt Willy bij Hitler ontboden. Later schrijft hij daarover: “Mijn oom ijsbeerde als een bezetene, zwaaiend met zijn zweep van paardenleer, beledigingen naar mijn hoofd slingerend, schreeuwend alsof hij een politieke oratie hield.”
Hitler kiest de vlucht naar voren. Hij belooft Willy een “positie met zeer veel macht,” maar dan wel op voorwaarde dat hij zijn Brits staatsburgerschap opgeeft. Dat weigert Willy. Waarom is niet duidelijk. Sommige bronnen vermelden dat hij een valstrik vermoedt, andere menen dat Willy zich te veel Brit voelde om alsnog Duitser te worden. Of, in zijn eigen woorden: “Ik heb de rijkste oom van de wereld. Hij heeft alles wat zijn hartje begeert, maar zo gauw ik geld aan hem vraag, zegt hij dat ik maar een baan moet zoeken. Dus toen ben ik vertrokken.”
Het is de laatste keer dat beide mannen elkaar spreken. Willy verlaat Duitsland. Eenmaal terug in Groot-Brittannië trekt hij alle registers open. Voor het tijdschrift Look schrijft hij het artikel Why I Hate my Uncle en claimt meermalen dat zijn opa, de vader van Adolf en Alois, van joodse komaf is. Ook doet hij een boekje open over de liefdesrelatie van de Führer met zijn halfnichtje Geli Raubal, eind jaren twintig. Geli overleed onder verdachte omstandigheden. Zelfmoord, luidde de officiële lezing. Maar Willy vermoedt dat ze is vermoord om oom Adolf niet in verlegenheid te brengen. Hij schrijft: “Iedereen wist dat Hitler en zij al lang intiem waren en dat zij in verwachting was van een kind – een feit dat Hitler woedend maakte. Zijn revolver werd bij haar lichaam gevonden.”
To Hell with Hitler
Willy heeft zijn dreigement dus ten uitvoer gebracht. Hij heeft zijn oom besmeurd en kan niet meer terug. Dat doet hem 180 graden draaien. Nu minacht Willy zijn oom Adolf. Zelfs zozeer dat hij het Britse leger in wil. Maar daar weten ze niet goed wat ze aan moeten met het neefje van Hitler, want waar ligt de loyaliteit van deze jongeman? Keer op keer wordt Willy afgewezen door de Britse krijgsmacht. Alle artikelen waarin hij zijn dictatoriale oom de maat neemt, zijn niet voldoende. Wie weet is hij wel een nazi-spion. De naam Hitler mag dan deuren openen in Berlijn, maar zeer zeker niet in Engeland. Willy en zijn moeder weten slechts met grote moeite het hoofd boven water te houden.
Een nieuwe kans biedt zich aan vanuit onverwachte hoek. De invloedrijke Amerikaanse krantenmagnaat William Randolph Hearst leest Willy’s artikelen over oom Adolf. Hij nodigt hem uit om in de Verenigde Staten te komen wonen. Hearst is zelfs bereid een lezingentournee voor Willy te organiseren.
Het is 1939 en de dan 28-jarige Willy Hitler besluit op de uitnodiging in te gaan. Samen met zijn moeder emigreert hij naar Amerika. Hearst pakt de tournee voortvarend aan via paginagrote advertenties in dagbladen met daarop teksten als: ‘To Hell with Hitler,’ en ‘The truth about Hitler and his regime from one person who knows them both inside out!’. Willy kan zijn aversie tegen zijn oom naar believen botvieren. En dat doet hij. Hij maakt van zijn kleurrijke familieachtergrond een soort van reizende freakshow. Tijdens lezingen waarschuwt hij heel Amerika dat zijn oom een gek is, omringd door “seksuele perverselingen.”
Enkele jaren later, het is 1942 en de Amerikanen zijn al lang en breed in oorlog met nazi-Duitsland en Japan. Willy wil vechten tegen zijn oom en meldt zich aan voor het Amerikaanse leger. Wie weet willen zij hem wel. Maar zijn drijfveren blijven onduidelijk. Voelde Willy een persoonlijke verantwoordelijkheid, wetende dat de dictator die verantwoordelijk is voor miljoenen doden, deels dezelfde genen heeft als hij? Of is de stap als uit nood geboren? Want in de Verenigde Staten liggen de banen voor een nazaat van de Führer evenmin voor het oprapen.
Maar ook bij het Amerikaanse leger krijgt Willy het deksel op de neus. Daarop besluit hij een brief te schrijven, rechtstreeks aan president Roosevelt. Willy – die dan inmiddels ook de voornaam “Paddy” (van Patrick) gebruikt om verwarring met de Amerikaanse bijnaam voor een geslachtsdeel te voorkomen – legt uit waarom hij samen met zijn moeder naar de Verenigde Staten is verhuisd. Hij schrijft: ‘De Britten zijn een koppig volk. Hoewel ze vriendelijk en hoffelijk zijn, staan ze niet bepaald hartelijk of sympathiek tegenover iemand die mijn naam draagt’. Ook vermeldt Willy dat hij en zijn moeder ‘veel verschuldigd zijn’ aan de Verenigde Staten: ‘Meer dan wat ook wil ik zo snel mogelijk in actieve dienst en daarbij door mijn vrienden en kameraden geaccepteerd worden als een van hen in deze grote strijd voor de vrijheid.’
Het werkt. Willy mag in de Amerikaanse marine dienen. Op 6 maart 1944 wordt hij eindelijk ingezworen. Tijdens zijn eerste dag in dienst vraagt een officier hem naar zijn naam.
“Hitler, sir!” antwoordt Willy, stram in het gelid.
De officier werpt een blik op de nieuwe rekruut, fronst de wenkbrauwen en antwoordt grijnzend, terwijl hij weer verder loopt: “Aangenaam, Mister Hitler. Ik ben Rudolf Hess.”
Geraakt door een granaatscherf
Willy wordt hospik op een oorlogsschip. Tijdens gevechten met de Jappen in de Stille Oceaan wordt hij in zijn been geraakt door een granaatscherf. Dat levert hem een Purple Heart op, een militaire onderscheiding die standaard wordt uitgereikt aan elke Amerikaan die gewond raakt of gedood wordt in krijgsdienst.
In 1947 zwaait Willy af. Hij verhuist samen met zijn moeder naar Long Island in de staat New York. Willy (a.k.a. Paddy) besluit zijn achternaam te veranderen. Eerst in ‘Hiller’ en later in ‘Stuart-Houston.’ Beide namen doen bij historici de wenkbrauwen fronzen. ‘Hiller’ lijkt wel erg veel op ‘Hitler’ en ‘Stuart-Houston’ lijkt een rechtstreekse verwijzing naar Houston Stewart Chamberlain, een Engels-Duitse filosoof die algemeen werd beschouwd als een antisemiet, goede kennis van de Führer en verdediger van het nationalisme.
Willy trouwt met de Duitse Phyllis Jean-Jacques, die hij in de jaren dertig in Duitsland heeft leren kennen. Het stel bestiert een klein laboratorium dat bloedmonsters voor ziekenhuizen analyseert. Vier zonen komen ter wereld: Alex (1949), Louis (1951), Howard (1957-1989), en Brian (1965). Alex, de oudste, krijgt opmerkelijk genoeg als middelste naam ‘Adolf’ mee.
Buurtgenoten kennen Willy’s achtergrond niet. Hooguit vinden ze dat het gezin teruggetrokken leeft. Zo zou zijn vrouw nooit iets over zichzelf vertellen. Maar de vier jongens groeien verder normaal op.
Willy houdt zijn ware identiteit geheim tot op zijn sterfdag. Pas dan worden buurtgenoten op de hoogte gebracht van het familiegeheim. Een buurvrouw zou later tegen de pers vertellen dat haar vader ooit zei: “Ik zag Willy het gras maaien. Hij draaide zich om en, mijn God, hij leek precies op Hitler!”
Willy overlijdt, 76 jaar oud, op 14 juli 1987. Hij ligt naast zijn moeder Bridget begraven op een rooms-katholiek kerkhof in New York. De grafsteen vermeldt enkel de familienaam ‘Stuart-Houston’.
Willy’s zonen
Vandaag de dag leven nog drie van zijn vier zonen, Howard kwam om bij een auto-ongeluk in 1989. Louis en Brian runnen een plaatselijk hoveniersbedrijf, terwijl Alex een gepensioneerd maatschappelijk werker is. Geen van hen heeft kinderen.
In 2018 sprak Alex uiteindelijk kort met een verslaggever van het Duitse tabloidblad Bild. Over het gerucht dat de broers onderling zouden hebben afgesproken nooit kinderen te krijgen, om zo een einde te maken aan de familielijn, zegt hij: “Misschien hebben mijn broers zo’n pact gesloten, maar ik in ieder geval niet.” Wel vertelt hij dat een van zijn broers (welke, dat wilde hij niet zeggen) verloofd is geweest met een joodse vrouw. Maar zij verbrak de relatie toen hij haar zijn familiegeschiedenis vertelde.
Alex blijft het benadrukken: “Mijn vader was absoluut anti-nazi en anti-Hitler. Hij haatte zijn oom tot op zijn sterfdag.” Maar waarom gaf hij hem dan ‘Adolf’ als middelste naam? “Geen idee. Ik was er niet bij toen hij de naam koos.” Voor de rest wil Alex nog wel kwijt dat hijzelf fan is van Merkel en een hekel heeft aan Trump.
En dat was de allerlaatste keer dat een van Willy’s nazaten de pers te woord stond. Vele vragen blijven onbeantwoord. Was Willy Hitler net als zijn vader Alois een opportunist, iemand die aanvankelijk probeerde een slaatje te slaan uit zijn familienaam? En aan welke kant van de geschiedenis belandde hij nu, de goede of de slechte? Hoe dan ook, misschien is Willy’s leven het best te omschrijven met de typisch Amerikaanse zienswijze: Life is what happens to you while you’re busy making other plans. Willy, een gewone sterveling die heel toevallig een Hitler was.
Tekst loopt verder onder de video
Pa en ma, beiden opportunisten
Was Willy Hitler werkelijk zo’n grote opportunist? Zo ja, dan viel de appel niet ver van de boom. Willy’s vader Alois, de halbroer van Adolf Hitler, had er ook een handje van. Nadat hij Groot-Brittannië had verlaten en zich te buiten ging aan gokken in casino’s, trouwde hij in Duitsland opnieuw. Illegaal, want hij was niet gescheiden van zijn toenmalige vrouw Bridget. Dat probeerde hij te verdoezelen door zijn eigen dood in scène te zetten. Hij liet een kroegvriend zijn vrouw Bridget bellen om haar te melden dat manlief smartelijk was heengegaan. Maar in 1924 kwam de leugen uit. Alois werd in Duitsland beschuldigd van bigamie, maar kwam met de schrik vrij, omdat Bridget een goed woordje voor hem deed. Maar Alois zou voor straf zijn zoon Willy pas weer mogen zien toen die achttien was geworden.
Willy’s moeder, Bridget Dowling, probeerde op geheel eigen wijze een slaatje uit haar zwager Adolf te slaan. In 1339, ze is dan met haar zoon Willy in de Verenigde Staten, schrijft ze het manuscript My Brother-in-Law Adolf (Mijn zwager Adolf). Daarin claimt ze dat Adolf Hitler een tijdje (van november 1912 tot april 1913) bij Alois en haar in Liverpool zou hebben gewoond. Bridget vond hem maar liever lui dan moe. Zij zou hem hebben geadviseerd om de beide uiteinden van zijn snor af te scheren. Het manuscript zou uiteindelijk nooit worden uitgegeven, omdat het grotendeels uit haar duim bleek te zijn gezogen.
Tekst loopt verder onder de video
Willy’s halfbroer Heinz Hitler
Ook Willy Hitler had een halfbroer, door zijn vader Alois verwekt bij zijn nieuwe echtgenote. Heinrich (Heinz voor vrienden) Hitler werd geboren in 1920, op de verjaardag van oom Adolf. Net zoals elke andere Duitse jongen van zijn leeftijd werd ook hij ondergedompeld in nationaalsocialisme. Heinz had er een handje van om zonder rijbewijs rond te rijden. Tijdens een rit door Magdeburg werd hij staande gehouden. Toen de agenten zijn ID-kaart zagen met daarop de naam Hitler, salueerden ze en lieten hem verder rijden.
Heinz, fanatiek nazi, diende uiteindelijk als korporaal aan het oostfront. Daar viel hij in Russische handen en stierf anderhalve maand later, slechts 22 jaar oud, in krijgsgevangenschap.