“Zoals u ziet: een prachtige flat. Fraai gesitueerd en gunstig gelegen ten opzichte van alle uitvalswegen. Wat wilt u nog meer?” De stem van de makelaar klinkt hol in de lege ruimte, maar zijn ogen glinsteren. Hij is nog jong, het gezicht gebruind door de zonnebank. Blonde haarlokken hangen modieus voor zijn voorhoofd. “En alle wanden en plafonds afgewerkt in fijn, wit stucwerk.”
Naast hem staat een magere, gebogen heer met een gegroefd gezicht. Bij zijn slapen zijn de eerste ouderdomsvlekken al te zien. Hij draagt een lange regenjas over de arm. “Ja, dat ziet er netjes uit,” antwoordt de man. Zijn stem klinkt vlak. Hij heeft wallen onder de ogen.
De makelaar loopt naar de balkondeur en tikt met zijn pen op het kozijn. “Hardhouten raamkozijnen. Die dubbele beglazing, daar moet u zelf voor zorgen”. Onder zijn bovenarm klemt hij een notitieblok.
De klant knikt. Hij haalt diep adem.
“Gaan we verder naar de slaapkamer,” vervolgt de makelaar. Hij loopt met verende tred en wijst met zijn notitieblok naar de slaapkamerdeur met daarin een gebarsten raampje, in glas en lood. “Zoals u ziet, ook nog enkele authentieke elementen die wellicht wat achterstallig onderhoud behoeven.”
De man blijft op de drempel van de slaapkamer staan. Naast hem piept de deur die schuin in de sponning hangt. Hij staart naar de betonnen vloer. “Twee bij drie is niet groot,” vervolgt de makelaar. “Maar voor u als man alleen ruim voldoende.”
De man knikt gelaten, met de handen op de rug. “Daar past een eenpersoonsbed makkelijk in,” zegt hij schor. Bijna automatisch glijden zijn vingers langs de twee trouwringen aan zijn rechterhand.
Er valt een stilte. Wind loeit door de afzuigkap. De oude heer haalt diep adem. Onder zich hoort hij gelach van een jong stel.
De makelaar trekt nonchalant zijn wenkbrauwen op en legt met een hand zijn haar goed. Hij kijkt om zich heen, vlassend op zaken die deze oude heer zeker zullen aanspreken. “O ja, en wat u ook zeker zal bevallen; het toilet. Komt u maar mee.” En daar is die verende tred weer.
Enkele seconden later staat de man oog in oog met een zwevende toiletpot. De makelaar staat naast hem. Beiden staren ze naar de wc. “En natuurlijk het fonteintje,” zegt de makelaar, “met een mengknop voor koud en warm stromend water.”
“Prima, erg mooi,” zegt de man. Hij kijkt naar de barst in het aardewerk maar ziet de noodzaak niet er iets van te zeggen. Zijn blik glijdt langs de tegeltjes die de muur tot net boven het fonteintje bedekken.
“Echt een appartement waar u heel gelukkig kunt worden,” zegt de makelaar.
De oude man staart voor zich uit. “Mooi toilet. Jaja, heel mooi.” Een ontheemd gevoel maakt zich van hem meester.
De makelaar antwoordt niet. Hij kijkt op zijn horloge, krult beide mondhoeken en zet een degelijke glimlach op. In gedachten is hij al bij zijn courtage van anderhalf procent.
“Nou, ik denk dat ik het maar doe,” zegt de man dan. “Voordat de rente echt gaat stijgen.” Hij doet zijn best monter te klinken.
Wat later staat de man weer buiten. Hij kijkt de makelaar na die hem net een hand heeft gegeven en nu fier en met rechte rug naar zijn Mercedes loopt. Hij heeft de pas er goed in. Er spreekt daadkracht uit, het voorrecht van de jeugd.
Dan draait de man zich om en kijkt naar boven. Naar het balkonnetje van zijn nieuwe onderkomen. Enkele spijlen ontbreken. Daar ligt zijn toekomst – of wat er nog van over is.
Wat verder geeft de makelaar een flinke dot gas.